ECLI:NL:HR:2003:AL6993
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en de toepassing van het verlaagde tarief voor parkeerfaciliteiten bij recreatieplassen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de fiscale eenheid X B.V. c.s. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die op 12 september 2002 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting heeft gehandhaafd. De naheffingsaanslag betreft het tijdvak van 1 januari 1999 tot en met 31 augustus 1999 en bedraagt ƒ 124.849. De belanghebbende, die recreatieterreinen met strand en zwemwater beheert, heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld.
De kern van het geschil betreft de vraag of het geven van gelegenheid tot parkeren op de recreatieplassen onder de diensten valt die recht geven op het verlaagde tarief van de omzetbelasting, zoals bedoeld in de Wet op de omzetbelasting 1968. De Inspecteur stelde dat het geven van parkeergelegenheid als een afzonderlijke dienst moet worden beschouwd, terwijl de belanghebbende betoogde dat deze dienst onlosmakelijk verbonden is met de exploitatie van de recreatieplassen.
Het Hof oordeelde dat het geven van gelegenheid tot parkeren niet behoort tot het dienstenpakket van een exploitant van een bad- en zweminrichting. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de dienst van het geven van parkeermogelijkheden op zichzelf staat en niet kan worden aangemerkt als een dienst die onder het verlaagde tarief valt. De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten.