ECLI:NL:HR:2003:AL3530
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van strafoplegging wegens onterecht rekening houden met nieuwe verdenking
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 oktober 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die was veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling. De verdachte had gedurende langere tijd zijn ex-vrouw lastiggevallen en bedreigd, wat leidde tot een veroordeling tot twaalf maanden gevangenisstraf, waarvan acht maanden voorwaardelijk. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat, mr. J.M. van Dam, middelen van cassatie heeft voorgesteld.
De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof ten onrechte rekening had gehouden met een nieuwe verdenking en strafvervolging van de verdachte bij de strafoplegging. De Hoge Raad benadrukte dat uit het justitieel documentatieregister en de verklaring van de verdachte niet kon worden afgeleid dat hij het feit had begaan waarvoor hij opnieuw werd verdacht. Dit leidde tot de conclusie dat de strafmotivering van het Hof niet in overeenstemming was met de wet, aangezien de verdachte zich in hoger beroep niet had uitgelaten over de nieuwe verdenking.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging. De zaak is verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling van de straf. Het beroep is voor het overige verworpen. Deze uitspraak onderstreept het belang van een zorgvuldige strafmotivering en de noodzaak om alleen relevante feiten in aanmerking te nemen bij de bepaling van de straf.