ECLI:NL:HR:2003:AL3458
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.J.A. van Dorst
- W.A.M. van Schendel
- J.W. Ilsink
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Eisen aan een ter terechtzitting gedaan verzoek tot nader onderzoek naar dactyloscopisch spoor
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, waarbij de verdachte is veroordeeld voor diefstal met braak. De Hoge Raad behandelt het verzoek van de verdachte om nader onderzoek te laten verrichten naar een dactyloscopisch spoor dat op de plaats delict is aangetroffen. De verdediging stelt dat het bewijs in deze zaak voornamelijk afhankelijk is van dit dactyloscopisch spoor en dat er twijfels zijn over de betrouwbaarheid ervan. De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat er een nieuwe vingerafdruk van de cliënt genomen had moeten worden en dat er recht op contra-expertise bestaat. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak moet vernietigen en de zaak moet verwijzen naar een aangrenzend Gerechtshof voor herbehandeling.
De Hoge Raad oordeelt dat de suggestie van de verdediging dat er iets mis zou kunnen zijn met het dactyloscopisch spoor niet voldoende onderbouwd is om als een verzoek tot nader onderzoek te worden aangemerkt. Het Hof heeft de argumenten van de verdediging niet onbegrijpelijk afgewezen, aangezien deze niet voldoen aan de eisen van artikel 328 en 331 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad komt tot de conclusie dat het middel niet tot cassatie kan leiden en dat er geen gronden zijn voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. Het beroep wordt verworpen.