ECLI:NL:HR:2003:AL3411
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Ontzegging van rijbevoegdheid aan bestuurder van motorrijtuig na verkeersongeval
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 oktober 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder veroordeeld voor het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij een ander zwaar lichamelijk letsel was toegebracht. De verdachte had zijn auto geparkeerd en op het moment dat hij het portier opende, kwam een fietser in botsing met zijn voertuig. De vraag die in cassatie aan de orde was, betrof de vraag of de verdachte als bestuurder in de zin van de Wegenverkeerswet 1994 kon worden aangemerkt, en of de ontzegging van de rijbevoegdheid terecht was opgelegd.
De Hoge Raad oordeelde dat de ontzegging van de rijbevoegdheid alleen kan worden opgelegd aan de bestuurder van een motorrijtuig, zoals bepaald in artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994. De Hoge Raad bevestigde dat de gedraging van de verdachte, het openen van het portier, plaatsvond terwijl hij als bestuurder van het voertuig werd aangemerkt. Dit oordeel was in lijn met de bewijsvoering van het Hof, dat had vastgesteld dat de verdachte de auto had geparkeerd en vervolgens het portier opende, wat leidde tot het ongeval.
De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat het middel niet tot cassatie kon leiden. De uitspraak van het Hof werd bevestigd, en de opgelegde straf, inclusief de ontzegging van de rijbevoegdheid, bleef in stand. Dit arrest benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders in het verkeer en de juridische implicaties van hun gedragingen, zelfs wanneer zij niet actief aan het rijden zijn.