ECLI:NL:HR:2003:AL3327
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Uitlevering aan de Republiek Frankrijk en kwalificatie van feiten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 oktober 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de Rechtbank te 's-Gravenhage. De Rechtbank had op 10 juni 2003 de uitlevering van de opgeëiste persoon aan de Republiek Frankrijk toelaatbaar verklaard voor strafvervolging. De opgeëiste persoon, geboren in 1955 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'De Schie' te Rotterdam, heeft beroep in cassatie ingesteld. Namens hem heeft advocaat mr. G. Spong een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de Rechtbank de toepasselijke wetsbepalingen correct heeft vermeld, namelijk artikel 2, onder A, van de Opiumwet, in verbinding met artikel 10 van die wet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht. Het middel van de opgeëiste persoon, dat betoogde dat de kwalificatie van de feiten naar Nederlands recht onjuist was, is door de Hoge Raad als ondeugdelijk beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat artikel 28, derde lid, van de Uitleveringswet niet vereist dat de kwalificatie van de feiten naar Nederlands recht in de bestreden uitspraak wordt opgenomen, maar enkel dat de toepasselijke wetsbepalingen worden vermeld.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, omdat er geen gronden aanwezig waren voor cassatie en ook geen reden om de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president C.J.G. Bleichrodt, samen met de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, en is uitgesproken in aanwezigheid van waarnemend-griffier J.D.M. Hart.