ECLI:NL:HR:2003:AK8281
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over schadevergoeding na seksueel misbruik door de vader
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 december 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen een vader en zijn dochter. De dochter had de vader gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage, waarbij zij vorderde dat de vader zou worden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van ƒ 164.262,50, vermeerderd met wettelijke rente, als gevolg van seksueel misbruik. De rechtbank heeft de vordering toegewezen en de vader veroordeeld tot betaling van ƒ 76.402,50, vermeerderd met rente, en tot vergoeding van verdere schade. De vader heeft tegen deze vonnissen hoger beroep ingesteld, maar het gerechtshof heeft de vonnissen bekrachtigd.
De vader heeft vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De dochter heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de vader in zijn beroep, dan wel tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus gevolgd, die strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de door de vader aangevoerde grieven niet opgingen, met name omdat de rechtbank en het hof de incestgedragingen van de vader als bewezen hebben aangenomen op basis van een eerdere strafrechtelijke veroordeling.
De Hoge Raad heeft verder vastgesteld dat de wettelijke regeling omtrent dwingend bewijs, zoals vastgelegd in artikel 161 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, niet in strijd is met het recht op een eerlijk proces zoals gewaarborgd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De Hoge Raad heeft het beroep van de vader verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.