ECLI:NL:HR:2003:AK4828

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/138 HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over arbeidsovereenkomst en faillissement

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 oktober 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser] en Mr. Alexander Arian AARTSE TUIJN, curator in het faillissement van [betrokkene 1]. De zaak betreft een arbeidsovereenkomst die in januari 1992 tussen [eiser] en [betrokkene 1] zou zijn gesloten. De curator heeft [eiser] gedagvaard voor de kantonrechter te Alkmaar, met de eis om loon te vorderen. De kantonrechter heeft de vordering op 25 februari 1998 afgewezen, waarna de curator hoger beroep heeft ingesteld. De rechtbank te Alkmaar heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, maar na een comparitie en bewijslevering heeft de rechtbank op 14 december 2000 de vordering opnieuw afgewezen.

De curator heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 24 januari 2002 het eindvonnis van de rechtbank heeft vernietigd en [eiser] heeft veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de boedel van [betrokkene 1]. [Eiser] heeft cassatie ingesteld tegen dit arrest. De Hoge Raad heeft de klachten van [eiser] in het cassatiemiddel niet gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft [eiser] bovendien in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de curator op nihil zijn begroot.

Uitspraak

3 oktober 2003
Eerste Kamer
Nr. C02/138HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
Mr. Alexander Arian AARTSE TUIJN, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [betrokkene 1], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: de curator - heeft bij exploit van 4 februari 1997 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de kantonrechter te Alkmaar en met de stelling dat de gefaillieerde, hierna: [betrokkene 1], in januari 1992 een arbeidsovereenkomst met [eiser] heeft gesloten, uit dien hoofde loon gevorderd.
[Eiser] heeft de vordering bestreden.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 25 februari 1998 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft de curator hoger beroep ingesteld bij de rechtbank te Alkmaar. Bij memorie van grieven heeft de curator gevorderd om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormeld vonnis van de kantonrechter te vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
PRIMAIR:
A. [eiser] te veroordelen om aan de boedel van de [betrokkene 1] te voldoen een bedrag aan salaris van ƒ 70.000,-- althans een bedrag aan salaris dat de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 januari 1995;
B. [eiser] te veroordelen tot betaling aan de boedel van [betrokkene 1] van de maximale verhoging ex artikel 7A:1638q BW;
C. [eiser] te veroordelen om aan de boedel van [betrokkene 1] te voldoen een bedrag van ƒ 3.500,-- aan buitengerechtelijke incassokosten c.q. door de boedel geleden vermogensschade;
D. [eiser] alsnog te veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties.
SUBSIDIAIR, namelijk voorzover de vorderingen vanwege de boedel niet op het bestaan van een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7A:1637a BW zouden kunnen zijn gebaseerd en om die reden aan de boedel behoren te worden ontzegd:
A. [eiser] te veroordelen tot betaling aan de boedel van [betrokkene 1] van een bedrag van ƒ 70.000,-- zijnde - naar objectieve maatstaven beoordeeld - een minimaal redelijke/billijke vergoeding voor de door [betrokkene 1] ten behoeve van de edities 237 t/m 243 van het magazine Palet & Tekenstift gepleegde verrichtingen c.q. voor de gedurende de jaren 1992 en 1993 aan [eiser] verleende diensten, het een en ander als ten dele nader gespecificeerd op het op 15 juni 1993 door aan [eiser] verzonden overzicht (= productie 1 bij conclusie van antwoord), alsmede [eiser] te veroordelen tot de betaling van de wettelijke rente over bedoeld bedrag, gerekend vanaf 18 januari 1995;
B. [eiser] te veroordelen om aan de boedel van [betrokkene 1] te voldoen een bedrag van ƒ 3.500,-- aan buitengerechtelijke incassokosten c.q. door de boedel geleden vermogensschade;
C. [eiser] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Bij vonnis van 25 maart 1999 heeft de rechtbank in het hoger beroep het vonnis waarvan beroep bekrachtigd en het meer of anders gevorderde afgewezen. In eerste aanleg heeft de rechtbank een comparitie van partijen gelast.
Na comparitie heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 18 november 1999 [eiser] tot bewijslevering toegelaten. Na enquête heeft de rechtbank bij eindvonnis van 14 december 2000, rechtdoende in eerste aanleg, de vordering afgewezen.
Tegen het vonnis van de rechtbank van 14 december 2000 heeft de curator hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 24 januari 2002 heeft het hof het eindvonnis waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende, [eiser] veroordeeld om aan de boedel van [betrokkene 1] te betalen een bedrag van € 27.117,91, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 januari 1995 tot de dag der algehele voldoening, alsmede [eiser] veroordeeld om aan de boedel van [betrokkene 1] te betalen een bedrag van € 1.588,23, deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen curator is verstek verleend.
[Eiser] heeft de zaak doen toelichten door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren P.C. Kop en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 3 oktober 2003.