ECLI:NL:HR:2003:AK4806

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/111HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Herrmann
  • H.A.M. Aaftink
  • O. de Savornin Lohman
  • A. Hammerstein
  • P.C. Kop
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vorderingen in faillissement en cessie

In deze zaak heeft eiseres tot cassatie, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.A. van der Niet, de curator, mr. E.G.M. van den Heuvel, gedagvaard voor de rechtbank te Breda. Eiseres vorderde bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren dat zij rechthebbende was op vorderingen die bij akte van cessie op 8 maart 1996 waren overgedragen. Tevens vorderde zij schadevergoeding, nader op te maken bij staat. De curator bestreed de vordering, waarna de rechtbank op 14 december 1999 de vordering afwees. Eiseres ging in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 20 december 2001 het vonnis van de rechtbank bekrachtigde. Tegen dit arrest heeft eiseres cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van Advocaat-Generaal L. Timmerman, die strekte tot verwerping van het beroep, in overweging genomen. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. Dit was volgens artikel 81 RO niet verder te motiveren, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.

Het arrest is gewezen door vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein en P.C. Kop. De uitspraak vond plaats op 31 oktober 2003.

Uitspraak

31 oktober 2003
Eerste Kamer
Nr. C02/111HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. L.A. van der Niet,
t e g e n
Mr. E.G.M. VAN DEN HEUVEL, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [A] B.V.,
wonende te Tilburg,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. G.C. Makkink.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploot van 11 februari 1999 verweerder in cassatie - verder te noemen: de curator - gedagvaard voor de rechtbank te Breda en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat [eiseres] rechthebbende is geworden op de bij akte van cessie van 8 maart 1996 overgedragen vorderingen, en voorts de curator te veroordelen om aan [eiseres] te betalen de door haar geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
De curator heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 14 december 1999 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 20 december 2001 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De curator heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 31 oktober 2003.