ECLI:NL:HR:2003:AK3700
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie van ING Bank N.V. tegen [Verweerder] inzake verrekening van vorderingen
In deze zaak heeft ING Bank N.V. (hierna: de Bank) cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Arnhem van 26 februari 2002. De Bank had eerder een vordering ingesteld tegen [verweerder] voor een bedrag van ƒ 125.156,--, dat voortvloeide uit een kredietovereenkomst met de failliete vennootschap M.B. Display B.V. [Verweerder] was bestuurder en grootaandeelhouder van deze vennootschap. De Bank had een tweede hypotheek op de woning van [verweerder] en verpanding van de boekvorderingen van M.B. Display bedongen. Na een reeks van rechtszaken, waaronder een verstekvonnis en een vonnis in oppositie, heeft het hof de vordering van de Bank afgewezen op basis van verrekening. Het hof oordeelde dat de vordering van [verweerder] op M.B. Display voortvloeide uit dezelfde rechtsverhouding als de verpande vordering van de Bank, waardoor verrekening mogelijk was.
De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof te Leeuwarden. De Hoge Raad oordeelde dat het hof een onjuiste rechtsopvatting had over de voorwaarden voor verrekening op basis van artikel 6:130 BW. De Hoge Raad benadrukte dat de vordering van M.B. Display op [verweerder] niet voortvloeit uit dezelfde rechtsverhouding als de vordering van [verweerder] op M.B. Display, en dat de Bank gemotiveerd had aangevoerd dat niet aan de vereisten van artikel 6:130 BW was voldaan. De Hoge Raad heeft [verweerder] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, tot op deze uitspraak begroot op € 1.633,74 aan verschotten en € 1.590,-- voor salaris.