ECLI:NL:HR:2003:AK3697

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/157HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van het arrest van het gerechtshof inzake huwelijkse voorwaarden en aandelenverdeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 november 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen een vrouw en een man, die eerder gehuwd waren en nu in een geschil verwikkeld zijn over de verdeling van de waarde van aandelen in de besloten vennootschap Gate Electronics B.V. De vrouw, eiseres tot cassatie, had de man, verweerder in cassatie, gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage met het verzoek een deskundige te benoemen om de waarde van de aandelen vast te stellen en de man te veroordelen tot betaling van de helft van die waarde. De rechtbank had de vorderingen van de vrouw afgewezen, waarna zij hoger beroep instelde bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof bekrachtigde de vonnissen van de rechtbank, wat leidde tot de cassatieprocedure.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof een onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd met betrekking tot de uitleg van de huwelijkse voorwaarden. De vrouw had aangevoerd dat de huwelijkse voorwaarden een verplichting tot periodieke verrekening van overgespaarde inkomsten inhielden, maar het hof oordeelde dat de bedoeling van partijen pas aan de orde kwam als er twijfel bestond over de tekst van de huwelijkse voorwaarden. De Hoge Raad stelde echter vast dat de woorden in de huwelijkse voorwaarden een wezenlijk andere betekenis hadden dan de woorden die door het hof waren gehanteerd. Dit leidde tot de conclusie dat de rechtbank terecht had beslist dat er geen sprake was van een verrekenbeding zoals door de vrouw gesteld.

De Hoge Raad vernietigde het arrest van het gerechtshof en verwees de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens werd bepaald dat de kosten van het geding in cassatie door iedere partij zelf gedragen moesten worden.

Uitspraak

28 november 2003
Eerste Kamer
Nr. C02/157HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[de vrouw], wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand,
t e g e n
[de man], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.H. van der Woude.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: de vrouw - heeft bij exploot van 29 december 1997 verweerder in cassatie - verder te noemen: de man - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage en - voor zover in cassatie nog van belang - gevorderd een deskundige te benoemen om de waarde van de aandelen Gate Electronics B.V. vast te stellen en de man te veroordelen tot betaling aan de vrouw van de helft van de vastgestelde waarde van die aandelen.
De man heeft de vorderingen bestreden en een vordering in reconventie ingesteld die in cassatie niet meer van belang is.
Na een ingevolge een tussenvonnis van 30 september 1998 op 29 juli 1999 gehouden comparitie van partijen heeft de rechtbank bij eindvonnis van 15 maart 2000 de vorderingen afgewezen.
Tegen deze vonnissen van de rechtbank heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. De man heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij tussenarrest van 18 juli 2001 heeft het hof de vrouw in de gelegenheid gesteld een akte ter rolle te nemen als in zijn tussenarrest onder 2 en 3 is vermeld. Nadat de vrouw een akte overlegging producties had genomen en partijen hun zaak hadden doen bepleiten, heeft het hof bij eindarrest van 27 februari 2002 de bestreden vonnissen van de rechtbank bekrachtigd.
Het eindarrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De man en de vrouw zijn op 13 mei 1990 te Las Vegas (USA) met elkaar gehuwd.
(ii) Tijdens het huwelijk hebben zij bij akte van 7 juli 1992 huwelijkse voorwaarden gemaakt. Art. 5 luidt, voor zover hier van belang: "Alle netto-inkomsten uit arbeid alsmede alle uitkeringen welke in redelijkheid moeten worden geacht in de plaats te treden van inkomsten uit arbeid, zoals pensioenuitkeringen en sociale uitkeringen, zullen door de echtelieden maandelijks worden bijeengevoegd en bij helfte worden gedeeld (...)".
(iii) Het huwelijk is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage, op 29 oktober 1997, van de beschikking van 22 juli 1997 van de rechtbank te 's-Gravenhage waarbij echtscheiding werd uitgesproken.
(iv) De man is eigenaar van alle aandelen in de besloten vennootschap Gate Electronics B.V.
(v) Bij wege van voorlopige voorziening is aan de vrouw ten laste van de man een uitkering tot haar levensonderhoud toegekend van ƒ 7.000,-- per maand.
3.2 De vorderingen van de vrouw strekken, voor zover in cassatie van belang, tot benoeming van een deskundige om de waarde van de aandelen Gate Electronics B.V. vast te stellen en tot veroordeling van de man tot betaling aan de vrouw van de helft van de vastgestelde waarde van deze aandelen. Bij haar eindvonnis heeft de rechtbank de vorderingen afgewezen. Op het door de vrouw ingestelde hoger beroep heeft het hof bij zijn eindarrest de vonnissen bekrachtigd. Naar aanleiding van de grief van de vrouw dat de rechtbank ten onrechte overweegt dat art. 5 van de tussen partijen geldende huwelijkse voorwaarden geen verplichting tot periodieke verrekening van overgespaarde inkomsten inhoudt, heeft het hof, voor zover in cassatie van belang, als volgt geoordeeld.
De bedoeling van partijen en de notaris komt eerst aan de orde als de tekst van de huwelijkse voorwaarden reden tot twijfel over de uitleg ervan geeft. Dat is hier evenwel niet het geval. De woorden "netto-inkomsten die maandelijks worden bijeengevoegd en bij helfte gedeeld" hebben een wezenlijk andere betekenis dan de woorden "periodieke verrekening van overgespaarde inkomsten". In het eerst geval is sprake van gelden waaruit de bestedingen, inclusief de kosten van de huishouding, nog moeten worden gedaan, in het tweede geval van gelden die over zijn, nadat de bestedingen zijn gedaan (rov. 4).
De rechtbank heeft terecht beslist dat van een (Amsterdams) verrekenbeding als door de vrouw gesteld, geen sprake is. Nu de overige grieven van de vrouw voortborduren op de stelling dat sprake is van een verrekenbeding, behoeven die geen nadere bespreking (rov. 5).
3.3 De onderdelen 2.1 en 2.2 klagen terecht dat het hof met zijn oordeel, dat de bedoeling van partijen eerst aan de orde komt, als de tekst van de huwelijkse voorwaarden reden tot twijfel over de uitleg ervan geeft, heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Ook bij huwelijkse voorwaarden komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
3.4 Het slagen van de onderdelen 2.1 en 2.2 brengt mee dat de overige onderdelen geen behandeling behoeven.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 27 februari 2002;
verwijst het geding naar het gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, P.C. Kop en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 28 november 2003.