ECLI:NL:HR:2003:AJ9981
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep van verzoekster tegen faillietverklaring van SUH Stenen uit Hurwenen B.V.
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 september 2003 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [verzoekster] tegen de faillietverklaring van SUH Stenen uit Hurwenen B.V. (hierna: SUH). De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P. Garretsen, had eerder in de procedure verzet aangetekend tegen de faillietverklaring die door het Gerechtshof te Arnhem was uitgesproken op 11 maart 2003. De curator, Mr. W. Aerts, had het faillissement van SUH aangevraagd bij de Rechtbank te Arnhem, die op 15 januari 2003 het verzoek had afgewezen. Aerts ging in hoger beroep, waarna het Hof de eerdere beschikking vernietigde en SUH in staat van faillissement verklaarde.
De Hoge Raad oordeelde dat [verzoekster], als schuldeiser die het faillissement niet had aangevraagd, eerst verzet had moeten aantekenen bij het Hof voordat zij cassatieberoep kon instellen. Aangezien zij dit niet had gedaan, verklaarde de Hoge Raad haar niet-ontvankelijk in haar cassatieberoep. De Hoge Raad veroordeelde [verzoekster] ook in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Aerts werden begroot op € 316,34 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste processtappen in faillissementsprocedures en de noodzaak voor belanghebbenden om tijdig verzet aan te tekenen indien zij het niet eens zijn met een faillietverklaring. De uitspraak is een belangrijke bevestiging van de regels omtrent de ontvankelijkheid in cassatie en de verplichtingen van schuldeisers in faillissementszaken.