ECLI:NL:HR:2003:AJ9981

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R03/059HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van verzoekster tegen faillietverklaring van SUH Stenen uit Hurwenen B.V.

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 september 2003 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [verzoekster] tegen de faillietverklaring van SUH Stenen uit Hurwenen B.V. (hierna: SUH). De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P. Garretsen, had eerder in de procedure verzet aangetekend tegen de faillietverklaring die door het Gerechtshof te Arnhem was uitgesproken op 11 maart 2003. De curator, Mr. W. Aerts, had het faillissement van SUH aangevraagd bij de Rechtbank te Arnhem, die op 15 januari 2003 het verzoek had afgewezen. Aerts ging in hoger beroep, waarna het Hof de eerdere beschikking vernietigde en SUH in staat van faillissement verklaarde.

De Hoge Raad oordeelde dat [verzoekster], als schuldeiser die het faillissement niet had aangevraagd, eerst verzet had moeten aantekenen bij het Hof voordat zij cassatieberoep kon instellen. Aangezien zij dit niet had gedaan, verklaarde de Hoge Raad haar niet-ontvankelijk in haar cassatieberoep. De Hoge Raad veroordeelde [verzoekster] ook in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Aerts werden begroot op € 316,34 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste processtappen in faillissementsprocedures en de noodzaak voor belanghebbenden om tijdig verzet aan te tekenen indien zij het niet eens zijn met een faillietverklaring. De uitspraak is een belangrijke bevestiging van de regels omtrent de ontvankelijkheid in cassatie en de verplichtingen van schuldeisers in faillissementszaken.

Uitspraak

12 september 2003
Eerste Kamer
Nr. R03/059HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
Mr. W. AERTS, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [betrokkene 1],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. drs. A.M.C. Dekker.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 19 december 2002 gedateerd verzoekschrift heeft verweerder in cassatie - verder te noemen: Aerts - zich gewend tot de Rechtbank te Arnhem en verzocht SUH Stenen uit Hurwenen B.V. - verder te noemen SUH - in staat van faillissement te verklaren.
Nadat de Rechtbank in raadkamer Aerts, vergezeld van drie heren werkzaam bij de fiscus te Gorinchem, en verzoekster tot cassatie als bestuurder van SUH - verder te noemen: [verzoekster] - had gehoord, heeft zij bij beschikking van 15 januari 2003 het verzoek tot faillietverklaring van SUH afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft Aerts hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem.
Tijdens de mondelinge behandeling voor het Hof zijn Aerts en namens SUH [verzoekster], bijgestaan door haar advocaat, verschenen.
Bij arrest van 11 maart 2003 heeft het Hof de beschikking van de Rechtbank van 15 januari 2003 vernietigd en SUH in staat van faillissement verklaard.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Aerts heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk-verklaring van [verzoekster] in haar beroep, althans tot verwerping van haar beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoekster] in haar cassatieberoep.
De advocaat van [verzoekster] heeft bij brief van 30 mei 2003 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Uit de artt. 10, 11 en 12 F. volgt dat [verzoekster], als schuldeiser die het faillissement niet heeft verzocht dan wel als belanghebbende, tegen de faillietverklaring die in hoger beroep door het Hof is uitgesproken, alvorens cassatieberoep in te stellen eerst bij dit Hof verzet had moeten doen, hetgeen zij niet heeft gedaan. Zij is derhalve in haar cassatieberoep niet-ontvankelijk.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar beroep;veroordeelt [verzoekster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Aerts begroot op € 316,34 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, A.M.J. van Buchem-Spapens en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 12 september 2003.