ECLI:NL:HR:2003:AJ3256

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R02/086HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en alimentatiegeschil tussen man en vrouw

In deze zaak, die op 24 oktober 2003 door de Hoge Raad der Nederlanden is behandeld, gaat het om een echtscheiding en de daaruit voortvloeiende alimentatieverplichtingen. De vrouw, verzoekster tot cassatie, had op 24 februari 2000 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Leeuwarden, waarin zij verzocht om echtscheiding en een bijdrage in haar levensonderhoud van ƒ 3.000,-- per maand. De rechtbank heeft op 24 mei 2000 de echtscheiding uitgesproken en de man gelast om de huwelijksgemeenschap te verdelen. Na verschillende tussenbeschikkingen heeft de rechtbank op 4 juli 2001 de man veroordeeld tot het betalen van alimentatie aan de vrouw.

De man heeft tegen deze eindbeschikking hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden, dat op 7 augustus 2002 de beschikking van de rechtbank heeft bekrachtigd. Hierop heeft de man cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten van de man in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen rechtsvragen zijn die in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden. De Hoge Raad heeft het beroep van de man verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof in stand zijn gebleven.

Uitspraak

24 oktober 2003
Eerste Kamer
Rek.nr. R02/086HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de man], wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. R.T.R.F. Carli,
t e g e n
[de vrouw], wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. H.H. Barendrecht.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 24 februari 2000 ter griffie van de rechtbank te Leeuwarden ingekomen verzoekschrift heeft verweerster in cassatie - verder te noemen: de vrouw - zich gewend tot die rechtbank en verzocht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
a. tussen haar en verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man - echtscheiding uit te spreken en partijen te bevelen over te gaan tot verdeling van de tussen hen bestaande huwelijksgemeenschap met benoeming van een notaris en een onzijdig persoon, als in de wet bedoeld en;
b. de man te veroordelen om aan de vrouw als bijdrage in haar levensonderhoud een bedrag van ƒ 3.000,-- per maand te betalen, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, met veroordeling van de man in de kosten op de tenuitvoerlegging gevallen, voor zover door hem veroorzaakt,kosten rechtens.
De man heeft een verweerschrift ingediend en het verzoek tot vaststelling van de alimentatie voor de vrouw bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenbeschikking van 24 mei 2000 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, de echtgenoten gelast hun huwelijksgemeenschap te verdelen en partijen opgedragen stukken in het geding te brengen.
Na drie tussenbeschikkingen van 20 september 2000, 29 november 2000 en 28 maart 2001 heeft de rechtbank bij eindbeschikking van 4 juli 2001 de man veroordeeld vanaf de dag van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand aan de vrouw tot haar levensonderhoud uit te keren een bedrag van ƒ 3.000,-- per maand, de man veroordeeld in de kosten op de tenuitvoerlegging gevallen, voor het geval deze door hem zijn veroorzaakt, deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte afgewezen.
Tegen de beschikking van 4 juli 2001 heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden en verzocht het verzoek van de vrouw tot toekenning van alimentatie af te wijzen.
Bij beschikking van 7 augustus 2002 heeft het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren D.H. Beukenhorst en A.M.J. van Buchem-Spapens, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 24 oktober 2003.