ECLI:NL:HR:2003:AJ3234

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/185HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over beëindiging huurovereenkomst en ontruiming bedrijfsruimte

In deze zaak heeft eiseres tot cassatie, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. L.A. van der Niet, verweerster in cassatie gedagvaard voor de kantonrechter te Utrecht. Eiseres vorderde de beëindiging van de huurovereenkomst met verweerster, die als huurster een bedrijfsruimte huurde aan de [a-straat 1] te [vestigingsplaats]. Eiseres vroeg de kantonrechter om het tijdstip van beëindiging van de huurovereenkomst vast te stellen en veroordeling van verweerster tot ontruiming van het gehuurde. Verweerster heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van de vordering en subsidiair tot gedeeltelijke afwijzing van de vordering voor het showroom- en opslaggedeelte. Tevens heeft verweerster in voorwaardelijke reconventie schadevergoeding gevorderd van eiseres.

De kantonrechter heeft op 13 september 2000 een gerechtelijke plaatsopneming gelast en heeft op 25 april 2001 in conventie de vordering van eiseres afgewezen. Eiseres heeft hoger beroep ingesteld bij de rechtbank te Utrecht, die op 20 februari 2002 het vonnis van de kantonrechter heeft bekrachtigd. Eiseres heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Verweerster is niet verschenen in de cassatieprocedure.

De Advocaat-Generaal L. Strikwerda heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van verweerster op nihil zijn begroot. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling met zich meebrachten.

Uitspraak

28 november 2003
Eerste Kamer
Nr. C02/185HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres], gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. L.A. van der Niet,
t e g e n
[verweerster], gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploot van 1 maart 2000 verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - gedagvaard voor de kantonrechter te Utrecht en - kort gezegd - gevorderd bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het tijdstip te bepalen waarop de huurovereenkomst tussen [eiseres] als verhuurster en [verweerster] als huurster betreffende de bedrijfsruimte aan de [a-straat 1] te [vestigingsplaats] zal eindigen, met vaststelling van het tijdstip van de ontruiming en met veroordeling van [verweerster] tot ontruiming van het gehuurde.
[Verweerster] heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van [eiseres], en subsidiair tot gedeeltelijke afwijzing van de vordering voor wat betreft het showroom- en het opslaggedeelte alsmede het daarbij behorende terrein. Daarnaast heeft [verweerster] in voorwaardelijke reconventie gevorderd bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eiseres] te veroordelen aan [verweerster] te voldoen de door haar geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de (gedeeltelijke) beëindiging van de huurovereenkomst tot aan de dag der algehele voldoening.
[Eiseres] heeft de vordering in voorwaardelijke reconventie bestreden.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 13 september 2000 een gerechtelijke plaatsopneming met gelijktijdige comparitie van partijen gelast. Bij eindvonnis van 25 april 2001 heeft de kantonrechter in conventie de vordering afgewezen.
Tegen dit in conventie en in voorwaardelijk reconventie gewezen eindvonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij de rechtbank te Utrecht.
Bij vonnis van 20 februari 2002 heeft de rechtbank het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het vonnis van de rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de rechtbank heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
[Eiseres] heeft de zaak doen toelichten door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en A.M.J. van Buchem-Spapens, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 28 november 2003.