ECLI:NL:HR:2003:AJ3207
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- A. Hammerstein
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Arrest inzake wettelijke verhoging en niet-ontvankelijkheid in cassatie
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.M. van der Linden, cassatie ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter te Haarlem. De kantonrechter had op 13 februari 2002 de vordering van eiser tot betaling van een wettelijke verhoging over de uitkering van niet-genoten vakantiedagen afgewezen. Eiser vorderde een wettelijke verhoging van ƒ 1.155,54 bruto, maar de kantonrechter oordeelde dat de verhoging gematigd moest worden tot nihil, omdat het een eindafrekening betrof. Eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld, maar de Hoge Raad heeft geoordeeld dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn cassatieberoep. De Hoge Raad overweegt dat tegen het bestreden vonnis van de kantonrechter geen hoger beroep openstond, omdat het bedrag waarover de kantonrechter had te beslissen niet meer beliep dan € 1.750,--. Dit betekent dat er op grond van de wet geen mogelijkheid was om in hoger beroep te gaan, en derhalve ook niet in cassatie. De Hoge Raad verklaart eiser niet-ontvankelijk in zijn beroep en veroordeelt hem in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerder op nihil zijn begroot. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en openbaar uitgesproken op 31 oktober 2003.