3.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 15 oktober 2002 houdt in dat de raadsman het woord heeft gevoerd overeenkomstig de door hem overgelegde en aan het proces-verbaal gehechte pleitnotities. Deze houden onder meer in als het in het middel bedoelde verweer:
"Ik begin met een bespreking van de betrouwbaarheid van de verklaringen. (...)
Verklaringen van [medeverdachte] (echtgenote cliënt)
"De echtgenote van cliënt, [medeverdachte], heeft een zeer groot aantal, inhoudelijk zeer wisselende, verklaringen afgelegd in dit onderzoek. De Rechtbank heeft één van die verklaringen, namelijk de verklaring waarin [medeverdachte] zegt dat cliënt [het slachtoffer] bij haar sjaal heeft gepakt en haar hoofd naar voren en naar achteren heeft geschud, voor het bewijs gebezigd.
Deze verklaring behelst slechts één van de lezingen van het gebeuren die [medeverdachte] in de loop van haar ruim veertig verklaringen heeft gegeven. Het is gebleken dat de echtgenote van cliënt haar verklaringen vaak in zeer emotionele toestand heeft afgelegd.
Daar komt bij dat zij regelmatig heeft verklaard "zomaar wat te zeggen" om er vanaf te zijn (dat wil zeggen om de verhoorsituatie te kunnen verlaten). Bij de rechter-commissaris verklaarde zij:
"Mij wordt voorgehouden dat ik inmiddels zo'n veertig keer verklaringen heb moeten afleggen. In één van mijn eerste verklaringen bij de rechter-commissaris heb ik gezegd dat ik door de politie onder druk was gezet. Nu mij gevraagd wordt op welke wijze dat gebeurde zeg ik dat de politie voortdurend tegen mij zei dat ik wel zou weten wie [het slachtoffer] had doodgemaakt. Ik heb toen ook zomaar dingen verteld aan de politie om iets te kunnen zeggen; ik deed dat in de hoop dat ik dan met rust zou worden gelaten."
(verhoor RC 21 augustus 2001)
Gezien het feit dat deze getuige (medeverdachte) zo onduidelijk, wisselend en vaak leugenachtig verklaart, meen ik dat het niet aangaat uit die verklaringen delen te "selecteren" teneinde een eventuele bewezenverklaring daarop te stoelen. Tegenover een bekentenis van deze getuige, staat een intrekking. Tegenover een belastende verklaring, staat een ontlastende verklaring. In die situatie kan het - in mijn visie - niet zo zijn dat Uw College (zoals de Rechtbank wel heeft gedaan) de overtuiging bekomt dat één bepaalde verklaring (zonder overtuigend steunbewijs voor die verklaring) op waarheid berust en een andere verklaring niet.
Daar komt nog bij dat er van deze getuige/medeverdachte een psychiatrisch onderzoek is uitgevoerd. Daaruit blijkt al dat aan de psychiatrische gesteldheid van deze getuige kennelijk wordt getwijfeld.
Aangezien er zoveel vragen open bleven omtrent de verklaringen van [medeverdachte] (wat is er nu wel waar en wat niet; wat heeft ze gezien, wat heeft ze verzonnen) is [medeverdachte] als getuige ter zitting in eerste aanleg gehoord. De vragen van de Rechtbank - zo blijkt uit het p.v. van de zitting - beperkten zich tot de vraag waarom [medeverdachte] zoveel wisselende verklaringen heeft afgelegd. Als antwoord is in het proces-verbaal opgenomen (ik wijs op hetgeen is verwoord in de pleitnotitie ten behoeve van de pro forma zitting voor Uw Hof):
"De waarheid heb ik zelf niet gezien."
Het antwoord op de vraag waarom deze getuige steeds andere verklaringen aflegt, is daarmee niet gegeven. Wel lijkt de getuige hier aan te geven dat ze niet weet wat er precies is gebeurd. Uit de vele verklaringen van [medeverdachte] kan in ieder geval niet worden afgeleid wat nu werkelijkheid is en wat fictie. Wel is aangetoond dat deze getuige in vele van haar verklaringen heeft gelogen. Een enkel voorbeeld: ze heeft onder meer verklaard dat [het slachtoffer] door messteken om het leven is gebracht. Uit de sectie is gebleken dat dat in ieder geval niet waar is.
De echtgenote van cliënt heeft ter zitting van Uw Hof eveneens als getuige een verklaring afgelegd. Ten tijde van dat verhoor wist [medeverdachte] helemaal niets meer te verklaren. Zij is vervolgens geplaatst in het Pieter Baan Centrum voor nader onderzoek. De verdediging meent dat die rapportage van belang kan zijn voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van de door de getuige afgelegde verklaringen.
Ik concludeer: [medeverdachte] heeft vele wisselende verklaringen afgelegd, waarbij is gebleken dat zij vaak in een verwarde en emotionele toestand verkeerde. Of zij aanwezig is geweest toen [het slachtoffer] werd gedood, kan niet uit het dossier blijken. Alleen om die reden al moet ernstig worden betwijfeld of de verklaring, waarin ze zegt dat [het slachtoffer] met haar hoofd heen en weer is geschud, op waarheid berust. In ieder geval meen ik dat - vanwege de aantoonbare onbetrouwbaarheid - de verklaringen van [medeverdachte] niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd."