ECLI:NL:HR:2003:AJ1111
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het cassatieberoep in strafzaken met toepassing van art. 9a Sr en art. 427 Sv
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 oktober 2003 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder veroordeeld voor het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van andermans eigendom en het zich zonder toestemming bevinden op andermans grond. Het Gerechtshof had de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 140 uren, maar had geen straf of maatregel opgelegd voor een tweede feit. De verdachte heeft cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. E.Th. Hummels.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het beroep in cassatie niet ontvankelijk is voor wat betreft de beslissingen van het Gerechtshof met betrekking tot het tweede feit, omdat de toepasselijke wetgeving, artikel 427 van het Wetboek van Strafvordering, geen cassatie mogelijk maakt in gevallen waarin geen straf of maatregel is opgelegd, of wanneer de opgelegde straf een geldboete betreft die onder een bepaald maximum ligt. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het cassatieberoep voor de beslissingen die het Gerechtshof heeft genomen over het tweede feit, en heeft het beroep voor het overige verworpen.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt de strikte voorwaarden waaronder cassatie mogelijk is in strafzaken, vooral in gevallen van overtredingen waarbij geen zware straffen zijn opgelegd. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de grenzen van de ontvankelijkheid in cassatie verduidelijkt en de toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht in relatie tot artikel 427 van het Wetboek van Strafvordering bevestigt.