ECLI:NL:HR:2003:AI0926

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
38514
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P.J. van Amersfoort
  • A.R. Leemreis
  • C.J.J. van Maanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van belanghebbenden tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake Ziekenfondswet

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de belanghebbenden X en X-Y te Z tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 23 april 2002, nr. P00/1508. De zaak betreft beschikkingen die zijn gegeven op basis van artikel 3d, lid 2, van de Ziekenfondswet (tekst 2000). De Inspecteur had eerder verklaard dat de belanghebbenden voor het jaar 2000 voldeden aan de voorwaarden van de Wet, maar na bezwaar heeft hij deze verklaringen herroepen en nieuwe verklaringen afgegeven met dezelfde inhoud. De belanghebbenden hebben hiertegen beroep ingesteld bij het Hof, dat de beroepen ongegrond verklaarde. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.

De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbenden beoordeeld. Het Hof oordeelde dat de vaststelling van de verplichte ziekenfondsverzekering een 'determination of civil rights and obligations' is in de zin van artikel 6, lid 1, EVRM. Echter, de Hoge Raad oordeelt dat overschrijding van de redelijke termijn niet kan leiden tot vernietiging van de eerder genoemde verklaringen. Dit oordeel van het Hof wordt door de Hoge Raad als juist beschouwd. De overige klachten van de belanghebbenden kunnen evenmin tot cassatie leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 8 augustus 2003 door de raadsheer P.J. van Amersfoort als voorzitter, samen met de raadsheren A.R. Leemreis en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma.

Uitspraak

Nr. 38.514
8 augustus 2003
BK
gewezen op het beroep in cassatie van X en X-Y te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 23 april 2002, nr. P00/1508, betreffende na te melden ten aanzien van belanghebbenden gegeven beschikkingen als bedoeld in artikel 3d, lid 2, van de Ziekenfondswet (tekst 2000; hierna: de Wet).
1. Beschikkingen, bezwaren en geding voor het Hof
De Inspecteur heeft bij twee afzonderlijke beschikkingen verklaard dat belanghebbenden wat betreft het jaar 2000 voldoen aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 3d, lid 1, van de Wet.
Na door belanghebbenden daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij twee afzonderlijke uitspraken de verklaringen herroepen en in de plaats daarvan twee nieuwe verklaringen verstrekt met dezelfde inhoud.
Belanghebbenden zijn tegen die uitspraken in beroep gekomen bij het Hof, alsmede tegen de uitspraken van de Inspecteur op de bezwaarschriften van belanghebbenden tegen de nieuwe verklaringen, welke bezwaren daarbij ongegrond zijn verklaard.
Het Hof heeft de zaken ter behandeling gevoegd en de beroepen ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbenden hebben tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Na het verstrijken van de cassatietermijn hebben belanghebbenden nog een geschrift ingediend. Daarop kan geen acht worden geslagen, nu de wet niet de mogelijkheid biedt zodanig stuk in te dienen.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat, zelfs als de vaststelling van het verplicht ziekenfondsverzekerd zijn een 'determination of (...) civil rights and obligations' is in de zin van artikel 6, lid 1, EVRM, overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in dat artikellid niet kan leiden tot vernietiging van de hiervoor in 1 bedoelde, declaratoire verklaringen. Dit oordeel is juist. Overschrijding van de redelijke termijn kan immers niet leiden tot een ander oordeel over de vraag of belanghebbenden voldoen aan de wettelijke voorwaarden voor de verplichte ziekenfondsverzekering. Voorzover de klachten voormeld oordeel bestrijden, falen zij derhalve.
3.2. De klachten kunnen voor het overige evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (vgl. HR 21 februari 2003, nr. 36558, V-N 13.16, en HR 7 maart 2003, nr. 36642, V-N 2003/16.21).
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.J. van Amersfoort als voorzitter, en de raadsheren A.R. Leemreis en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2003.