ECLI:NL:HR:2003:AI0923
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 18 december 2001, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1995. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 40.610, maar na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd. Het Gerechtshof heeft de aanslag vervolgens verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 38.960. Belanghebbende heeft hiertegen cassatie ingesteld.
Tijdens de zitting van het Hof op 25 februari 2000 zijn partijen tot overeenstemming gekomen over bepaalde aftrekken, waaronder vervoerskosten en extra uitgaven voor kleding en beddengoed. Deze posten waren niet meer in geschil. Echter, de overige grieven van belanghebbende, met uitzondering van de grieven inzake thuiszorg en de aanschaf van een bril, zijn ingetrokken. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de kosten die zij in verband met thuiszorg en de aanschaf van een bril heeft gemaakt. De Hoge Raad oordeelt dat de vaststellingen van het Hof niet onbegrijpelijk zijn en dat de klachten van belanghebbende niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in deze zaak beoordeeld en oordeelt dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep ongegrond, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 8 augustus 2003.