ECLI:NL:HR:2003:AI0873

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
1383
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis inzake onteigening en bijkomende voorzieningen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 september 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [Eiser], vertegenwoordigd door advocaat mr. J.P. van den Berg, en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.A. Groen. De zaak betreft een onteigening ten behoeve van de aanleg van een omleiding van de rijksweg 773 (N273) in de gemeente [plaats]. De Rechtbank te Roermond had op 29 januari 2003 de onteigening bij vervroeging uitgesproken en een voorschot op de schadeloosstelling vastgesteld op € 14.850. De Staat had in het kader van de onteigening bijkomende voorzieningen aangeboden, maar de Rechtbank had hier niet over beslist.

[Eiser] heeft tegen het vonnis van de Rechtbank beroep in cassatie ingesteld, waarbij de Hoge Raad de vraag moest beantwoorden of de Rechtbank had moeten oordelen over de bijkomende voorzieningen. De Advocaat-Generaal J.W. Ilsink concludeerde tot vernietiging van het vonnis, omdat de Rechtbank had verzuimd te beslissen over de door de Staat aangeboden bijkomende voorzieningen. De Hoge Raad oordeelde dat het eerste onderdeel van het cassatiemiddel niet tot cassatie kon leiden, maar dat het tweede onderdeel gegrond was. De Hoge Raad vernietigde het vonnis van de Rechtbank in zoverre en bepaalde dat de Staat de bij dagvaarding aangeboden bijkomende voorzieningen aan [Eiser] moest leveren, voor zover [Eiser] daarvan gebruik wilde maken.

De Hoge Raad heeft de Staat ook veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [Eiser] zijn begroot op € 407,34 aan verschotten en € 1590 voor salaris. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige behandeling van bijkomende voorzieningen in onteigeningszaken en de verplichting van de rechter om hierover te oordelen.

Uitspraak

Nr. 1383
12 september 2003
AB
in de zaak van
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser tot cassatie,
advocaat: mr. J.P. van den Berg,
tegen
de Staat der Nederlanden,
waarvan de zetel is gevestigd te 's-Gravenhage,
verweerder in cassatie,
advocaat: mr. H.A. Groen.
1. Geding in feitelijke instantie
1.1. Bij exploit van 1 oktober 2002 heeft de Staat eiser tot cassatie (hierna: [eiser]) doen dagvaarden voor de Rechtbank te Roermond (hierna: de Rechtbank) en ten behoeve van de aanleg van een omleiding van de rijksweg 773 (N273), Maaseik-Venlo, gelegen tussen km. [...] en km. [...], met bijkomende werken in de gemeente [plaats], gevorderd de vervroegd uit te spreken onteigening ten name van de Staat van de in dat exploit omschreven onroerende zaak, waarvan [eiser] is aangewezen als eigenaar. Daarbij heeft de Staat gevorderd het bedrag van de schadeloosstelling te bepalen.
1.2. Bij vonnis van 29 januari 2003 heeft de Rechtbank de gevorderde onteigening bij vervroeging uitgesproken, het voorschot op de schadeloosstelling van [eiser] vastgesteld op € 14.850 en een deskundige en een rechter-commissaris benoemd. Het vonnis is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
2.1. [Eiser] heeft tegen het vonnis beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De Staat heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2.3. Partijen hebben hun standpunten schriftelijk doen toelichten door hun advocaten. De Staat heeft zich bij die gelegenheid met betrekking tot het tweede onderdeel van het middel alsnog gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad.
2.4. De Advocaat-Generaal J.W. Ilsink heeft op 13 juni 2003 geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis in zoverre daaraan ontbreekt een beslissing over de door de Staat aangeboden bijkomende voorzieningen, tot bepaling dat de Staat de bij de dagvaarding gedane aanbieding van bijkomende voorzieningen gestand zal doen voor zover [eiser] zal verklaren daarvan gebruik te willen maken, en voor het overige tot verwerping van het beroep in cassatie.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het eerste onderdeel kan niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nu de in dat onderdeel aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.2. Het tweede onderdeel klaagt dat de Rechtbank met betrekking tot het bijkomende aanbod van de Staat om een drietal perceelsgedeelten ter grootte van respectievelijk circa 615, 245 en 525 m² voor een bedrag van in totaal € 7000 in eigendom aan [eiser] te leveren verzuimd heeft te voldoen aan de eis van artikel 54i, lid 1, van de Onteigeningswet. Het onderdeel is gegrond. Het vonnis van de Rechtbank moet in zoverre worden vernietigd. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het vonnis van de Rechtbank te Roermond van 29 januari 2003, maar alleen voorzover daarin een beslissing over de door de Staat aangeboden bijkomende voorzieningen ontbreekt,
bepaalt dat de Staat (zo [eiser] zulks verlangt) de bij dagvaarding aangeboden bijkomende aanbieding tot levering in eigendom aan [eiser] van de aldaar nader omschreven perceelsgedeelten voor een bedrag van in totaal € 7000 gestand zal doen, en
veroordeelt de Staat in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 407,34 aan verschotten en € 1590 voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren J.C. van Oven en C.J.J. van Maanen, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 12 september 2003.