ECLI:NL:HR:2003:AI0873
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- J.C. van Oven
- C.J.J. van Maanen
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Vernietiging vonnis inzake onteigening en bijkomende voorzieningen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 september 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [Eiser], vertegenwoordigd door advocaat mr. J.P. van den Berg, en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.A. Groen. De zaak betreft een onteigening ten behoeve van de aanleg van een omleiding van de rijksweg 773 (N273) in de gemeente [plaats]. De Rechtbank te Roermond had op 29 januari 2003 de onteigening bij vervroeging uitgesproken en een voorschot op de schadeloosstelling vastgesteld op € 14.850. De Staat had in het kader van de onteigening bijkomende voorzieningen aangeboden, maar de Rechtbank had hier niet over beslist.
[Eiser] heeft tegen het vonnis van de Rechtbank beroep in cassatie ingesteld, waarbij de Hoge Raad de vraag moest beantwoorden of de Rechtbank had moeten oordelen over de bijkomende voorzieningen. De Advocaat-Generaal J.W. Ilsink concludeerde tot vernietiging van het vonnis, omdat de Rechtbank had verzuimd te beslissen over de door de Staat aangeboden bijkomende voorzieningen. De Hoge Raad oordeelde dat het eerste onderdeel van het cassatiemiddel niet tot cassatie kon leiden, maar dat het tweede onderdeel gegrond was. De Hoge Raad vernietigde het vonnis van de Rechtbank in zoverre en bepaalde dat de Staat de bij dagvaarding aangeboden bijkomende voorzieningen aan [Eiser] moest leveren, voor zover [Eiser] daarvan gebruik wilde maken.
De Hoge Raad heeft de Staat ook veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [Eiser] zijn begroot op € 407,34 aan verschotten en € 1590 voor salaris. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige behandeling van bijkomende voorzieningen in onteigeningszaken en de verplichting van de rechter om hierover te oordelen.