ECLI:NL:HR:2003:AI0868

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R02/097HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Herrmann
  • H.A.M. Aaftink
  • D.H. Beukenhorst
  • A.J.M. van Buchem-Spapens
  • A. Hammerstein
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en alimentatiegeschil tussen man en vrouw

In deze zaak verzoekt de vrouw, verzoekster tot cassatie, de Hoge Raad om cassatie tegen de beschikking van het gerechtshof te Amsterdam. De vrouw had eerder bij de rechtbank te Haarlem een echtscheiding aangevraagd en verzocht om een bijdrage in haar levensonderhoud van ƒ 12.500,-- per maand. De man, verweerder in cassatie, heeft het verzoek bestreden en zelf verzocht om de alimentatie op ƒ 4.000,-- per maand vast te stellen. De rechtbank heeft op 24 april 2001 de echtscheiding uitgesproken en de man veroordeeld tot een uitkering van ƒ 10.500,-- per maand.

De man heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof, dat op 5 september 2002 de eerdere beschikking heeft vernietigd en de alimentatie heeft vastgesteld op € 3.630,-- per maand, met ingang van 25 juli 2001. De vrouw heeft hiertegen cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten van de vrouw beoordeeld, maar oordeelt dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad stelt vast dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de vrouw. De beschikking is gegeven door vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, A.J.M. van Buchem-Spapens en A. Hammerstein. De uitspraak is openbaar gedaan op 26 september 2003.

Uitspraak

26 september 2003
Eerste Kamer
Rek.nr. R02/097HR
JMH/HJH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de vrouw], wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. M.H. van der Woude,
t e g e n
[de man], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.W. Scheltema.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 21 juli 2000 gedateerd verzoekschrift en met een op 28 februari 2001 gedateerd aanvullend verzoekschrift heeft verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de vrouw - zich gewend tot de rechtbank te Haarlem en verzocht tussen haar en verweerder in cassatie - verder te noemen: de man - echtscheiding uit te spreken en - voor zover in cassatie nog van belang en na wijziging van eis - de man te veroordelen tot betaling van een bijdrage in haar levensonderhoud van ƒ 12.500,-- per maand.
De man heeft het alimentatieverzoek van de vrouw bestreden en zelfstandig verzocht de bijdrage in het levensonderhoud voor de vrouw vast te stellen op ƒ 4.000,-- per maand.
De rechtbank heeft bij beschikking van 24 april 2001 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en bepaald dat de man aan de vrouw een uitkering tot haar levensonderhoud zal betalen van ƒ 10.500,-- per maand met ingang van de dag dat deze beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Tegen deze beschikking heeft de man, wat de beslissing omtrent de alimentatie voor de vrouw betreft, hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
De vrouw had aanvankelijk geen verweerschrift ingediend.
Het hof heeft bij tussenbeschikking van 6 september 2001 de man ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.
Nadat de vrouw alsnog een verweerschrift had ingediend, heeft het hof bij eindbeschikking van 5 september 2002 de beschikking waarvan beroep voorzover aan zijn oordeel onderworpen vernietigd, de door de man te betalen uitkering tot levensonderhoud van de vrouw met ingang van 25 juli 2001 bepaald op € 3.630,-- per maand, en het meer of anders verzochte afgewezen.
De beschikking van het hof van 5 september 2002 is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen laatstvermelde beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de advocaat-generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, A.J.M. van Buchem-Spapens en A. Hammerstein en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 26 september 2003.