ECLI:NL:HR:2003:AI0864

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/107HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest Hoge Raad inzake Mathurawala Exports tegen [verweerder] over vordering tot betaling en vernietiging van overeenkomsten

In deze zaak heeft eiser, handelende onder de naam Mathurawala Exports, op 5 maart 1999 verweerder gedagvaard voor de Rechtbank te Utrecht. Eiser vorderde een betaling van ƒ 154.604,--, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding, en een bedrag van ƒ 10.790,40 met wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis. Verweerder heeft de vordering bestreden en heeft subsidiair gevorderd om eventuele overeenkomsten te vernietigen of de gevolgen daarvan te wijzigen op basis van onvoorziene omstandigheden. De Rechtbank heeft op 6 december 2000 verweerder veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, maar dit vonnis werd door het Gerechtshof te Amsterdam op 27 december 2001 vernietigd. Het Hof heeft opnieuw rechtdoende verweerder veroordeeld tot betaling van ƒ 77.302,--, met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. Eiser heeft cassatie ingesteld tegen dit arrest van het Hof. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen, waarbij de klachten van eiser niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 19 september 2003, waarbij de kosten van het geding in cassatie zijn toegewezen aan verweerder.

Uitspraak

19 september 2003
Eerste Kamer
Nr. C02/107HR
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], handelende onder de naam [A] Exports,
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. W.B. Teunis,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. I. de Vink.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploit van 5 maart 1999 verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de Rechtbank te Utrecht en gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [verweerder] te veroordelen om aan [eiser] te betalen een bedrag van ƒ 154.604,--, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding en een bedrag van ƒ 10.790,40 met de wettelijke interessen over dit bedrag vanaf de datum van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
[Verweerder] heeft primair de vordering van [eiser] bestreden en subsidiair gevorderd eventuele tussen partijen bestaande overeenkomsten te vernietigen, althans de gevolgen daarvan op grond van art. 3:54 in verbinding met art. 6:248 BW ten voordele van [verweerder] te wijzigen, althans meer subsidiair de gevolgen van eventuele overeenkomsten op grond van art. 6:258 BW ten voordele van [verweerder] te wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk te ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 6 december 2000 [verweerder] veroordeeld aan [eiser] ƒ 154.604,-- te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 maart 1999 tot aan de dag der voldoening, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen het vonnis van 6 december 2000 heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 27 december 2001 heeft het Hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende, [verweerder] veroordeeld om aan [eiser] te betalen een bedrag van ƒ 77.302,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 maart 1999 tot de dag van voldoening, dit arrest uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [verweerder] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 941,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren P.C. Kop en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer O. de Savornin Lohman op 19 september 2003.