ECLI:NL:HR:2003:AI0806
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- L. Monné
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Wraking van leden van de Hoge Raad in belastingcassatie
Op 8 augustus 2003 heeft de Hoge Raad der Nederlanden, Derde Kamer, uitspraak gedaan op het verzoekschrift van X te Z tot wraking van alle leden van de Hoge Raad in een aanhangig geding in cassatie (nr. 38 623). Verzoekster had beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 8 juli 2002, betreffende een beschikking van de Directeur van de Gemeentebelastingen Amsterdam op grond van de Wet waardering onroerende zaken. Na de indiening van het verzoekschrift heeft de Directeur een verweerschrift ingediend, waarna verzoekster een conclusie van repliek heeft ingediend. Op 9 mei 2003 heeft de gemachtigde van verzoekster verzocht om de zaak mondeling ter terechtzitting toe te lichten. De Griffier heeft echter gewezen op artikel 29c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, dat bepaalt dat een zaak in cassatie uitsluitend door een advocaat mondeling kan worden toegelicht. Dit leidde tot een wrakingsverzoek van verzoekster, die stelde dat deze bepaling in strijd was met artikel 6 EVRM.
Het wrakingsverzoek is op 9 juli 2003 ter openbare zitting behandeld. De Advocaat-Generaal J.A.C.A. Overgaauw heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het verzoek voor zover dit gericht was tegen leden van de Hoge Raad die niet met de behandeling van het cassatieberoep waren belast, en tot afwijzing van het verzoek voor het overige. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat een wrakingsverzoek slechts betrekking kan hebben op de rechters die de zaak behandelen. Dit betekent dat het verzoek, voor zover het betrekking heeft op leden van de Hoge Raad die niet met de behandeling van het cassatieberoep zijn belast, niet-ontvankelijk is. Voor de leden die wel belast zijn met de behandeling, is het verzoek afgewezen, omdat de gestelde feiten en omstandigheden niet voldoende waren om de onpartijdigheid van de rechters in twijfel te trekken.
De Hoge Raad heeft het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaard voor de leden die niet betrokken waren bij de behandeling van het cassatieberoep en het verzoek voor de overige leden afgewezen. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op 8 augustus 2003 door de vice-president E. Korthals Altes, met de raadsheren L. Monné en J.C. van Oven, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma.