ECLI:NL:HR:2003:AI0450
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof inzake inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 december 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 10 juni 2002, waarin een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997 werd verminderd. De belanghebbende, die meer dan vijf jaar in België woonde, had een aanslag ontvangen op basis van een belastbaar inkomen van f 2.024.549. Na bezwaar werd deze aanslag door de Inspecteur gehandhaafd, maar het Hof vernietigde deze en verlaagde de aanslag tot f 125.309, met verrekening van eerder ingehouden belasting.
De Staatssecretaris stelde dat het voordeel dat de belanghebbende had genoten uit de inkoop van aandelen door zijn vennootschap, als dividend moest worden aangemerkt en dus belast moest worden. Het Hof oordeelde echter dat dit voordeel moest worden gekwalificeerd als vervreemdingswinst, wat volgens het belastingverdrag tussen Nederland en België niet onder de dividendheffing viel. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat het voordeel dat de belanghebbende had gerealiseerd bij de inkoop van aandelen, niet onder het begrip dividenden viel zoals gedefinieerd in het belastingverdrag. Hierdoor had Nederland geen heffingsrecht op dit voordeel.
De Hoge Raad verklaarde het beroep van de Staatssecretaris ongegrond en oordeelde dat de proceskosten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen. Dit arrest is van belang voor de interpretatie van de belastingheffing op voordelen uit aandelen en de toepassing van belastingverdragen.