ECLI:NL:HR:2003:AI0424

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
38064
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
  • J.W. van den Berge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van X Holding B.V. tegen uitspraak Gerechtshof inzake navorderingsaanslag vennootschapsbelasting

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X Holding B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's Hertogenbosch van 7 februari 2002, betreffende een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1994. De navorderingsaanslag, opgelegd door de Inspecteur, betrof een belastbaar bedrag van ƒ 4.894.645. Het Hof had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarop X Holding B.V. cassatie heeft ingesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, en de Advocaat-Generaal J.A.C.A. Overgaauw heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende, als oprichtster van haar dochtervennootschap Werkmaatschappij X B.V., een fiscale eenheid heeft gevormd met deze vennootschap. Deze fiscale eenheid is per 1 januari 1995 verbroken door de verkoop van de aandelen van X B.V. aan een derde. In de koopovereenkomst was bepaald dat de koopprijs ƒ 500.000 bedroeg en dat een schuld van X B.V. aan belanghebbende van ƒ 6.990.000 pas na 1 januari 2001 mocht worden afgelost. Tevens is er een overeenkomst van schuldvernieuwing gesloten, waarin voorwaarden zijn opgenomen om de toepassing van de zestiende standaardvoorwaarde te voorkomen.

Het Hof oordeelde dat belanghebbende door de aandelen in X B.V. binnen de termijn van zes boekjaren te vervreemden, de sanctie van de zestiende standaardvoorwaarde over zich heeft afgeroepen. De Hoge Raad heeft dit oordeel bevestigd en de middelen die zich tegen dit oordeel verzetten, verworpen. De overige middelen, die betrekking hebben op andere oordelen van het Hof, behoefden geen behandeling. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep ongegrond verklaard.

Uitspraak

Nr. 38.064
19 december 2003
EC
gewezen op het beroep in cassatie van X Holding B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's Hertogenbosch van 7 februari 2002, nr. 99/30469, betreffende na te melden navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1994 een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 4.894.645. In zijn uitspraak op het bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal J.A.C.A. Overgaauw heeft op 5 juni 2003 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Belanghebbende is de oprichtster van haar dochtervennootschap Werkmaatschappij X B.V. (hierna: X BV). Bij de oprichting van X BV is bepaald dat belanghebbende in de boeken van X BV zal worden gecrediteerd indien het saldo van de ingebrachte activa en passiva groter is dan het nominale bedrag van de aandelen. Een en ander heeft geleid tot een creditering in rekening courant van belanghebbende tot een bedrag van ƒ 8.326.518. Tussen belanghebbende en X BV is met ingang van 29 december 1994 een fiscale eenheid tot stand gekomen. Deze is per 1 januari 1995 verbroken door de verkoop en levering op 11 juli 1995 door belanghebbende van de aandelen X BV aan een derde. In de koopovereenkomst is onder meer bepaald dat de koopprijs van de aandelen ƒ 500.000 bedraagt en dat de schuld van X BV aan belanghebbende ten bedrage van ƒ 6.990.000 niet eerder zal mogen worden afgelost dan na 1 januari 2001. Tegelijkertijd is belanghebbende met X BV een "overeenkomst van schuldvernieuwing" aangegaan, waarin onder meer is bepaald dat ter voorkoming van toepassing van de zestiende standaardvoorwaarde (hierna: svw) de overgedragen stille reserves gedurende zes jaar niet mogen worden betaald, zodat geen sprake is van ten goede komen in de zin van voornoemde standaardvoorwaarde, en voorts dat een deel van de rekening-courant wordt omgezet in een geldlening van belanghebbende aan X BV en dat X BV het schuldig erkende bedrag van ƒ 6.990.000 per 2 januari 2001 moet aflossen. Tussen partijen is in geschil of ten aanzien van belanghebbende de in de zestiende standaardvoorwaarde opgenomen sanctie moet worden toegepast.
3.2 Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende reeds door de aandelen in X BV binnen de termijn van zes boekjaren (vermeld onder b 1. van de zestiende standaardvoorwaarde) te vervreemden, de sanctie van die voorwaarde over zich heeft afgeroepen. Dat oordeel is juist. De middelen 1, 3 en 5, die zich tegen dit oordeel verzetten, falen derhalve.
3.3. Bovenstaand oordeel van het Hof draagt zijn beslissing tot het ongegrond verklaren van het beroep zelfstandig. De overige middelen, die opkomen tegen andere oordelen van het Hof, behoeven daarom geen behandeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, P. Lourens, C.B. Bavinck en J.W. van den Berge in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2003.