3.2 In dit geding is uitsluitend nog de hoogte van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van belang, tot voldoening waarvan de man in de bestreden beschikking is veroordeeld. Het procesverloop dienaangaande is als volgt geweest.
Zoals hiervoor onder 1 is vermeld heeft de vrouw in haar inleidend verzoekschrift verzocht te bepalen dat de man zal worden veroordeeld aan haar als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, een bedrag van ƒ 1.000,-- per maand per kind te voldoen. De man verzocht primair dat de kinderen aan hem zouden worden toegewezen maar bestreed subsidiair, voor het geval de kinderen aan de vrouw zouden worden toevertrouwd, de hoogte van de door de vrouw verzochte bijdrage. Met name betwistte hij een door de vrouw gestelde post van ƒ 8.400,-- voor oppasmoeders/huishoudelijke hulp.
De rechtbank heeft in haar beschikking van 4 juli 2001 overwogen dat het eigen aandeel in de kosten van de minderjarige kinderen van partijen ongeveer ƒ 2.500,-- per maand bedraagt en dat deze behoefte van de kinderen over partijen dient te worden verdeeld naar rato van hun beider draagkracht. De rechtbank verwees daartoe naar de meest recente in Trema gepubliceerde "Tabel eigen aandeel van kosten van kinderen".
In hoger beroep heeft de man met grief I gesteld dat de rechtbank in het zojuist genoemde bedrag van ƒ 2.500,-- kennelijk mede de door de vrouw gestelde post van ƒ 8.400,-- aan oppaskosten heeft meegenomen. Blijkens het rapport van de werkgroep alimentatienormen dat als bijlage 1 is gevoegd bij het Tremarapport 2001, is immers het eigen aandeel van ouders, die een gezamenlijk netto-inkomen hebben als hier aan de orde, in de kosten van de kinderen te stellen op ƒ 1.620,-- per maand. Volgens de man heeft de rechtbank de post van ƒ 8.400,-- echter ten onrechte meegenomen bij de berekening van de behoefte van de kinderen aan een bijdrage in hun levensonderhoud.
De vrouw heeft in haar memorie van antwoord/incidenteel appèl gesteld dat ook naar haar mening de zojuist bedoelde post door de rechtbank is verdisconteerd in het door de man te betalen bedrag aan kinderalimentatie. Zij heeft tevens volhard in haar standpunt dat de kinderen behoefte hebben aan de in haar inleidend verzoekschrift gestelde post ter zake van oppaskosten van ƒ 8.400,--.
In rov. 3.3 van zijn bestreden beschikking heeft het hof dit geschilpunt beslist ten gunste van de man met als motivering dat door de moeder onvoldoende is aangetoond dat deze kosten, voorzover niet reeds in de gebruikelijke normen voor kosten van kinderen begrepen, worden gemaakt.
Het middel voert in de kern aan dat in dit licht onbegrijpelijk is dat het hof de man niettemin heeft veroordeeld een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen te voldoen van ƒ 1.000,-- per kind per maand. Het door het hof niet-toewijsbaar geachte bedrag van ƒ 8.400,-- komt immers neer op een bedrag van ƒ 700,-- per maand. In aanmerking genomen dat de rechtbank de totale behoefte van beide kinderen heeft gesteld op een bedrag van ƒ 2.500,-- per maand, waartegen geen van beide partijen heeft geappelleerd, is zonder nadere motivering onbegrijpelijk op welke grond het hof de totale bijdrage van de man in het levensonderhoud van de kinderen heeft gesteld op een bedrag van - opgeteld - ƒ 2.000,--. Dit klemt temeer omdat de vrouw onbestreden heeft gelaten het oordeel van de rechtbank dat de totale behoefte van de kinderen over beide ouders naar rato van ieders draagkracht dient te worden verdeeld.