ECLI:NL:HR:2003:AI0360
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Arrest inzake de erkenning van een kind en de betwisting van afstamming
In deze zaak hebben vijf verzoekers tot cassatie, allen wonende op Aruba, een verzoek ingediend bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. Zij vroegen de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand om de kantmelding in het geboorteregister van Aruba van 1946 door te halen, zodat vastgesteld zou worden dat de verweerder geen erkend kind is van wijlen [betrokkene 1]. De Ambtenaar heeft het verzoek bestreden, en het gerecht heeft op 8 juli 1999 de Ambtenaar gelast om de kantmelding door te halen. Verweerder heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, dat op 20 augustus 2002 het vonnis van het gerecht heeft vernietigd en de vorderingen van de verzoekers heeft afgewezen. De verzoekers hebben cassatie ingesteld tegen deze vonnissen.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 7 november 2003 geoordeeld dat de vordering van de verzoekers niet kan slagen. De Hoge Raad overweegt dat de afstamming van verweerder, zoals die blijkt uit zijn geboorteakte, niet kan worden betwist door derden, op basis van artikel 1:209 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad verwerpt het beroep en oordeelt dat de verzoekers in de kosten van het geding in cassatie worden veroordeeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekt tot vernietiging van de bestreden vonnissen, maar de Hoge Raad volgt deze conclusie niet en bevestigt de beslissing van het hof.