ECLI:NL:HR:2003:AI0348

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/307HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • H.A.M. Aaftink
  • A. Hammerstein
  • P.C. Kop
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de rechtsgevolgen van een akte van cessie en de vorderingen van de ontvanger der belastingdienst

In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door eisers tot cassatie, [eiser 1] en [eiseres 2], tegen de ontvanger der belastingdienst te Amstelveen. De ontvanger had eerder bij de rechtbank Amsterdam een vordering ingesteld tegen de eisers en de Stichting 1940-1945, waarbij hij onder andere vroeg om de vernietiging van een akte van cessie van 4 april 1995. De rechtbank had deze vordering afgewezen, waarna de ontvanger in hoger beroep ging bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof heeft in zijn eindarrest van 11 juli 2002 het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vorderingen van de ontvanger toegewezen, waarbij het hof verklaarde dat de akte van cessie geen rechtsgevolg had en de stichting werd veroordeeld tot betaling aan de ontvanger.

Eisers tot cassatie hebben tegen dit eindarrest beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft de ontvanger in het gelijk gesteld en de vorderingen van de eisers afgewezen. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 26 september 2003, waarbij de kosten van het geding in cassatie zijn toegewezen aan de ontvanger. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels.

Deze zaak is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de rechtsgevolgen van cessies en de bevoegdheden van de ontvanger der belastingdienst in dergelijke geschillen. De uitspraak biedt duidelijkheid over de vraag of een akte van cessie rechtsgevolgen kan hebben en onder welke voorwaarden de ontvanger kan optreden tegen dergelijke akten.

Uitspraak

26 september 2003
Eerste Kamer
Nr. C02/307HR
JMH/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiser 1], wonende te [woonplaats],
2. [eiseres 2],
gevestigd te [vestigingsplaats], Zwitserland,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
DE ONTVANGER DER BELASTINGDIENST PARTICULIEREN/ONDERNEMINGEN AMSTELVEEN, gevestigd te Amstelveen,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. H.D.O. Blauw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: de ontvanger - heeft bij gelijkluidende exploiten van 11 augustus 1995 en oproepingsexploot van 18 maart 1996 eisers tot cassatie - verder te noemen: [eiser 1] en [eiseres 2] - alsmede de Stichting 1940-1945, gevestigd te Diemen, hierna: de stichting, gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam en gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de akte van cessie (het "cederingsverdrag") van 4 april 1995 te vernietigen;
II. voor recht te verklaren dat, voor zover vanaf 4 april 1995 tot de datum van dit vonnis door de stichting betalingen aan [eiseres 2] zijn gedaan, deze betalingen ten opzichte van de ontvanger van onwaarde zijn;
III. de stichting te veroordelen tot betaling aan de ontvanger van ƒ 2.606,-- per maand, althans het bedrag dat de stichting op grond van een ten tijde van het beslag bestaande rechtsverhouding maandelijks aan [eiser 1] is verschuldigd, en totdat de vordering aan de ontvanger volledig is voldaan;
IV. te bepalen dat [eiser 1] en [eiseres 2] zullen gehengen en gedogen en dat de stichting aan deze veroordeling zal (blijven) voldoen.
[Eiser 1] en [eiseres 2] hebben de vorderingen bestreden en de stichting heeft zich ter zake aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
De rechtbank heeft bij vonnis van 16 september 1998 het gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft de ontvanger hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Bij memorie van grieven heeft hij zijn eis met betrekking tot het oorspronkelijk gevorderde onder I en II gewijzigd en thans gevorderd:
(i) primair voor recht te verklaren dat de akte van cessie van 4 april 1995 geen rechtsgevolg heeft, en
(ii) subsidiair die akte te vernietigen,
een en ander met handhaving van het sub III en IV gevorderde.
Bij tussenarrest van 3 februari 2000 heeft het hof de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte door [eiser 1].
Het hof heeft vervolgens bij eindarrest van 11 juli 2002 het vonnis waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende:
- voor recht verklaard dat de ten processe bedoelde akte van 4 april 1995 geen rechtsgevolg heeft;
- de stichting veroordeeld tot betaling aan de ontvanger van het bedrag dat zij op grond van de ten tijde van het beslag tussen haar en [eiser 1] bestaande rechtsverhouding maandelijks aan [eiser 1] verschuldigd is, en wel totdat de vordering van de ontvanger volledig is voldaan;
- bepaald dat [eiser 1] en [eiseres 2] zullen gehengen en gedogen dat de stichting aan de zojuist uitgesproken veroordeling zal (blijven) voldoen;
- dit arrest ten aanzien van voormelde veroordelingen en bepaling uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en
- het meer of anders gevorderde afgewezen.
Beide arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het hof hebben [eiser 1] en [eiseres 2] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De ontvanger heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de advocaat-generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser 1] en [eiseres 2] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de ontvanger begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, A. Hammerstein, P.C. Kop en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 26 september 2003.