(vii) De Staat heeft bij brief van 29 november 1994 de Commissie verzocht Nederland via de procedure van art. 17 van Richtlijn 90/425/EEG ingevolge Beschikking 94/381/EG te machtigen tot het gebruik van het eiwitscheidings-protocol.
In afwachting van de door de Commissie te verlenen machtiging keurde de minister de betrokken verordening van het productschap nog niet goed.
(viii) [verweerster] heeft haar productieproces aangepast aan het eiwitscheidingsprotocol. De RVV heeft [verweerster] toestemming gegeven aldus te werken. Zij was in Nederland de enige vetsmelterij die werkte conform het in het eiwitscheidingsprotocol vastgelegde systeem.
(ix) De BOVED en diverse overheidsinstanties hebben bij de Staat erop aangedrongen niet een afwachtende houding aan te nemen, doch de Commissie in positieve zin te adviseren.
(x) De Staat heeft bij brief van 18 december 1995 bij de Commissie aangedrongen op het in gang zetten van de machtigingsprocedure. De Staat heeft bij brief van 27 juni 1997 met klem aan de Commissie verzocht uitsluitsel te geven over het verzoek, zodat Nederland hierover duidelijkheid zou kunnen geven aan het bedrijfsleven.
(xi) In 1996 heeft de Commissie nadere maatregelen genomen in verband met BSE. Deze maatregelen zijn vastgelegd in Beschikking 96/449/EG van 18 juli 1996 inzake de goedkeuring van alternatieve warmte-behandelingssystemen voor de verwerking van dierlijke afvallen met het oog op de inactivering van de agentia van spongiforme encefalo-pathie, PbEG L184. Deze beschikking staat de verwerking van dierlijke afvallen alleen toe indien het product conform een bepaald procédé wordt verhit. Teneinde het bedrijfsleven in de gelegenheid te stellen om de installaties aan te passen of te vervangen is Beschikking 96/449/EG van toepassing verklaard met ingang van 1 april 1997.
(xii) De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft aan Beschikking 96/449/EG uitvoering gegeven met de op de Destructiewet en het Destructiebesluit gebaseerde ministeriële regeling 'Regeling warmte-behandelingssystemen en eindproducten' van 25 maart 1997 (Stcrt. 61), zoals gewijzigd bij regeling van 23 juli 1997 (Stcrt. 141), in werking getreden op 30 juli 1997. Na laatstgenoemde datum mochten eiwitten afkomstig van het weefsel van zoogdieren alleen worden verkocht voor aanwending in diervoer van herkauwers, indien de verhitting heeft plaatsgevonden.
(xiii) Deze maatregel (de verhittingsverplichting) was ook op het, overeenkomstig het protocol uitgevoerde productieproces van [verweerster] van toepassing. Voor [verweerster] betekende dit dat zij met ingang van 30 juli 1997 het voorgeschreven verhittingsprocédé diende toe te passen. Aangezien dit procédé evenwel aanzienlijke investeringen voor [verweerster] zou meebrengen en nog steeds geen zicht bestond op de door de Commissie te verlenen machtiging ingevolge Beschikking 94/381/EG, heeft [verweerster] de productie van eiwit uit varkensvet gestaakt.
(xiv) Bij brief van 9 maart 1998 heeft de minister het productschap verzocht de Verordening 1994 en het voorzittersbesluit van 8 augustus 1994 met de Beschikking 94/381/EG in overeenstemming te brengen, aangezien de Europese besluitvorming over het eiwitscheidingsprotocol niet op korte termijn zou plaatsvinden. Dit betekende dat de regelingen voor het toestaan van de aanwending van eiwit afkomstig van niet-herkauwers conform het eiwitscheidingsprotocol moesten worden verwijderd. Daarmee werd het verwerken van dierlijke producten in voeders voor herkauwers verboden, ook al werd verwerkt conform het eiwitscheidingsprotocol.
(xv) De voorzitter van het productschap heeft op 30 juni 1998 het Besluit PDV regeling verwerking dierlijke producten in diervoeders 1998, Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie 1998 nr. 44, vastgesteld. Art. 2 daarvan bepaalt dat het de bereider van diervoeders is verboden om dierlijke producten te verwerken in voeders voor herkauwers, doch dat van dit verbod zijn uitgezonderd (onder meer) dierlijke producten, uitsluitend afkomstig van niet-herkauwers die in Nederland zijn bereid overeenkomstig het als bijlage I opgenomen eiwitscheidingsprotocol door producenten die zijn erkend door het productschap ingevolge dit besluit en voorzien zijn van een in art. 8 bepaalde aanduiding. Ingevolge art. 3 kan tot het verlenen van een erkenning ingevolge dit Besluit eerst worden overgegaan nadat het eiwitscheidingsprotocol door de Commissie is goedgekeurd.
(xvi) Op 22 februari 1999 heeft de staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij de Regeling verbod diermelen in diervoeders (Stcrt. 1999, nr. 37) uitgevaardigd, die in werking is getreden met ingang van 1 maart 1999. Hierin werd het gebruik van dierlijke eiwitten in diervoeders, bestemd voor vervoedering aan herkauwers, zonder meer verboden (behoudens een paar beperkte, hier niet ter zake doende uitzonderingen).