ECLI:NL:HR:2003:AI0291

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/137HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Herrmann
  • J.B. Fleers
  • A. Hammerstein
  • P.C. Kop
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over hoofdelijkheid in belastingaansprakelijkheid

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 september 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [Eiser] en de Ontvanger der Belastingdienst/ Ondernemingen Haaglanden. De zaak betreft de hoofdelijkheid van [Eiser] voor de loonbelasting- en premieschulden van [betrokkene 1] en [A]. De ontvanger had [Eiser] gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage, waarbij de vordering was gebaseerd op de Invorderingswet 1990. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen geoordeeld dat [Eiser] hoofdelijk aansprakelijk is voor de genoemde schulden, wat door [Eiser] is bestreden. Na hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat de vordering van de ontvanger heeft toegewezen, heeft [Eiser] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten van [Eiser] in het cassatiemiddel verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft [Eiser] bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.

Uitspraak

26 september 2003
Eerste Kamer
Nr. C02/137HR
JMH/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
DE ONTVANGER DER BELASTINGDIENST/ ONDERNEMINGEN HAAGLANDEN, voorheen DE ONTVANGER DER BELASTINGDIENST/ONDERNEMINGEN RIJSWIJK,
mede gevestigd te Rijswijk,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. H.D.O. Blauw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: de ontvanger - heeft bij exploit van 14 januari 1991 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage en - na vermindering van eis bij antwoordakte na tussenarrest - gevorderd bij vonnis, voorzover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat [eiser] hoofdelijk aansprakelijk is voor de loonbelasting- en premieschulden van [betrokkene 1] en [A] tot in totaal ƒ 32.297,--, te vermeerderen met de invorderingsrente vanaf 18 november 1990, een en ander met inachtneming van het resultaat van de door [eiser] op de voet van (het destijds geldende) art. 50 Invorderingswet (IW) 1990 aanhangig gemaakte bezwaarschriftprocedure.
[Eiser] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 27 oktober 1993 partijen bewijslevering opgedragen en bij eindvonnis van 27 november 1996 voor recht verklaard dat [eiser] hoofdelijk aansprakelijk is voor de loonbelasting- en premieschulden van [betrokkene 1] en [A] als bedoeld in de inleidende dagvaarding onder 4, exclusief de daarin begrepen verhogingen en te vermeerderen met de in art. 28 IW 1990 bedoelde invorderingsrente, te rekenen met ingang van 18 november 1990.
Tegen beide vonnissen heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij tussenarresten van 19 oktober 2000 en van 3 mei 2001 heeft het hof telkens de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte door [eiser], waarna de ontvanger zijn vordering heeft verminderd als hierboven vermeld. Bij eindarrest van 15 november 2001 heeft het hof het bestreden tussenvonnis bekrachtigd, het bestreden eindvonnis vernietigd, en, opnieuw rechtdoende, de gewijzigde vordering van de ontvanger toegewezen.
Het eindarrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De ontvanger heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de advocaat-generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de ontvanger begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, A. Hammerstein, P.C. Kop en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 26 september 2003.