ECLI:NL:HR:2003:AI0266

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/020HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vordering tot betaling na overlijden van verweerder

In deze zaak heeft eiser tot cassatie, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Garretsen, een vordering ingesteld tegen de erven van verweerder, die laatstelijk gewoond hebben te [woonplaats]. De vordering betreft een bedrag van ƒ 30.000,--, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente, die is ingesteld na het overlijden van verweerder. De rechtbank te Leeuwarden heeft in een tussenvonnis van 2 juni 1999 een deskundigenbericht bevolen over de handtekening onder de overeenkomst tot verkoop. Bij eindvonnis van 9 februari 2000 heeft de rechtbank de vordering in conventie afgewezen. Eiser heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden, maar na het overlijden van verweerder is het geding geschorst. Eiser heeft vervolgens de erven van verweerder gedagvaard tot hervatting van het geding en zijn eis gewijzigd. Het hof heeft bij arrest van 8 augustus 2001 de vonnissen waarvan beroep bekrachtigd en de gewijzigde vordering afgewezen. Eiser heeft cassatie ingesteld tegen dit arrest. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 571,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De beslissing is op 3 oktober 2003 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

3 oktober 2003
Eerste Kamer
Nr. C02/020HR
RM/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
de erven van [verweerder],
laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploit van 11 december 1998 wijlen [verweerder] - verder te noemen: [verweerder] - in versneld regime gedagvaard voor de rechtbank te Leeuwarden en gevorderd [verweerder] te veroordelen om aan [eiser] te betalen een bedrag van ƒ 30.000,-- te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van ƒ 3.507,37 en te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen, te rekenen vanaf 12 april 1998.
[Verweerder] heeft de vordering bestreden en zijnerzijds een vordering in reconventie ingesteld die in cassatie geen rol speelt.
Op 7 april 1999 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Hierna heeft de rechtbank bij tussenvonnis 2 juni 1999 een deskundigenbericht bevolen met betrekking tot de vraag of de handtekening onder de "overeenkomst tot verkoop" afkomstig is van [verweerder]. Na deskundigenbericht heeft de rechtbank bij eindvonnis van 9 februari 2000 de vordering in conventie afgewezen.
Tegen het tussenvonnis van 2 juni 1999 en het eindvonnis van 9 februari 2000 heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden.
Nadat [eiser] hoger beroep had ingesteld, is [verweerder] overleden. Hierna is het rechtsgeding geschorst. [Eiser] heeft verweerders in cassatie - verder te noemen: [erven van verweerder] - bij exploit gedagvaard tot hervatting van het geding.
Bij memorie van grieven heeft [eiser] zijn eis in zoverre gewijzigd dat hij heeft gevorderd [de erven van verweerder] te veroordelen primair tot betaling van een bedrag van ƒ 42.500,-- althans ƒ 30.000,--, met wettelijke rente, en subsidiair tot betaling van een bedrag van ƒ 4.700,-- althans een gebruikelijk, althans redelijk loon, met wettelijke rente.
Bij arrest van 8 augustus 2001 heeft het hof de vonnissen waarvan beroep, voor zover in conventie gewezen, bekrachtigd en de in hoger beroep gewijzigde vordering afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[De erven van verweerder] hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [de erven van verweerder] begroot op € 571,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren A. Hammerstein en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 3 oktober 2003.