Eisers tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - hebben bij exploit van 13 januari 1997 verweerders in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de rechtbank te Maastricht en gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht dat [eiser] in eigendom toebehoort het gedeelte van de onroerende zaak welke zich kadastraal bezien bevindt althans voor augustus 1996 bevond op perceel [a-straat 1] te [woonplaats], voorzover [eiser] de ruimten in deze onroerende zaak vóór augustus 1996 in gebruik had, derhalve in het bijzonder de keuken aan de straatzijde, de als het ware in de keuken ingebouwde koelcel, het naast de keuken gelegen toilet, het achter voormelde keuken gelegen portaal, de ruimte waarin zich de meterkast en gasmeter bevinden, de boven voormelde keuken gelegen zolderruimte evenals de ruimten waarin zich de warmwaterboiler respectievelijk de koelcelmotor bevinden, alsmede het oorspronkelijke badlokaaltje en de slaapkamer in het thans door [verweerder] gesloopte gedeelte, aldus alle ruimten als bedoeld met A t/m F in de aan deze dagvaarding gehechte situatieschets en de ruimten welke zich boven de met A t/m F bedoelde ruimten bevinden, alsmede het direct achter de ruimten A t/m F gelegen gedeelte van het erf tot aan de schuur van [verweerder], zoals dat gedeelte van het erf achter A t/m F in de aangehechte situatieschets is ingekleurd;
2. [verweerder] te veroordelen [eiser] een erfdienstbaarheid tot het handhaven van de bestaande (c.q. na herstel in de staat vóór voormelde sloopwerkzaamheden en vóór de bouw van de muur op de kadastrale grens bestaande) als onder punt 1 van het petitum bedoelde toestand te verlenen inclusief ten aanzien van de oorspronkelijke rioolafvoer, daglichttoetreding en uitkijk op perceel [a-straat 1] te [woonplaats], zulks tegen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen schadeloosstelling, subsidiair [verweerder] te veroordelen dat gedeelte van het erf van [verweerder] waarop zich het [eiser] in eigendom toebehorende deel van de onroerende zaken bevindt c.q. vóór augustus 1996 bevond, aan [eiser] in eigendom over te dragen tegen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen marktprijs, zowel het primaire als het subsidiaire onder verbeurte van een dwangsom van ƒ 10.000,-- per dag of gedeelte daarvan gedurende welke [verweerder] in gebreke blijft binnen 10 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis hun medewerking te verlenen;
3. [verweerder] hoofdelijk te veroordelen, des de een betalende de ander zal zijn bevrijd, tot vergoeding aan [eiser] van de ten gevolge van voormelde onrechtmatige daden van [verweerder] door [eiser] geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
4. [verweerder] hoofdelijk te veroordelen, des de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van dit geding, daaronder die van voormeld beslag begrepen.