ECLI:NL:HR:2003:AH9616

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/059HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest Hoge Raad inzake onrechtmatige daad door de Staat der Nederlanden

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie) gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage. Eiser vorderde dat de Staat onrechtmatig had gehandeld en vroeg om schadevergoeding. De Rechtbank heeft de vordering op 19 januari 1994 afgewezen. Eiser ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat hem bij tussenarrest van 23 maart 1995 tot bewijslevering toeliet. Uiteindelijk bekrachtigde het Hof op 15 november 2001 het vonnis van de Rechtbank. Eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het Hof. De Hoge Raad heeft op 11 juli 2003 uitspraak gedaan in deze cassatiezaak. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekte tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft dit advies gevolgd. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat verdere motivering niet nodig was. Eiser werd in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, met een totaalbedrag van € 1.666,34. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.

Uitspraak

11 juli 2003
Eerste Kamer
Nr. C02/059HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie),
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. G. Snijders.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploit van 22 december 1992 verweerder in cassatie - verder te noemen: de Staat - gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht te verklaren dat de Staat op de in de dagvaarding vermelde gronden jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld, en
2. de Staat te veroordelen om aan [eiser] een schadevergoeding te betalen nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
De Staat heeft voor antwoord primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in zijn vordering en subsidiair tot afwijzing van de vordering.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 19 januari 1994 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij tussenarrest van 23 maart 1995 heeft het Hof [eiser] tot bewijslevering toegelaten. Na enquête heeft het Hof bij eindarrest van 15 november 2001 het vonnis van de Rechtbank bekrachtigd. De arresten van het Hof zijn aan dit arrest gehecht.
Bij exploit van 7 juni 2000 (rolnr. 00/678) heeft [eiser] request civiel ingesteld en gevorderd bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het tussenarrest van 23 maart 1995 van het Gerechtshof te 's-Gravenhage (rolnr. 94/0768) te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te beslissen zoals gevorderd in de appeldagvaarding van deze procedure onder vermeld rolnummer.
De Staat heeft de vordering tot request civiel bestreden.
[Eiser] heeft voorts een akte aanvulling van de gronden van de inleidende dagvaarding genomen.
Het Hof bij arrest van 15 november 2001 (rolnr. 00/678) de vordering tot request civiel afgewezen.
Laatstvermeld arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de Staat mede door mr. M.B.C. Kloppenburg, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 22 mei 2003 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, D.H. Beukenhorst en A.M.J. van Buchem-Spapens, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 11 juli 2003.