ECLI:NL:HR:2003:AH9616
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Arrest Hoge Raad inzake onrechtmatige daad door de Staat der Nederlanden
In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie) gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage. Eiser vorderde dat de Staat onrechtmatig had gehandeld en vroeg om schadevergoeding. De Rechtbank heeft de vordering op 19 januari 1994 afgewezen. Eiser ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat hem bij tussenarrest van 23 maart 1995 tot bewijslevering toeliet. Uiteindelijk bekrachtigde het Hof op 15 november 2001 het vonnis van de Rechtbank. Eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het Hof. De Hoge Raad heeft op 11 juli 2003 uitspraak gedaan in deze cassatiezaak. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekte tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft dit advies gevolgd. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat verdere motivering niet nodig was. Eiser werd in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, met een totaalbedrag van € 1.666,34. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.