ECLI:NL:HR:2003:AH9382
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A. Hammerstein
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de beschikking tot voorlopige machtiging tot opname in psychiatrisch ziekenhuis
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de voorlopige machtiging tot opname van verzoeker in een psychiatrisch ziekenhuis. De Officier van Justitie in Almelo had op 24 februari 2003 een verzoek ingediend bij de Rechtbank voor een voorlopige machtiging, welke op 28 februari 2003 werd verleend voor de duur van zes maanden. Verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. G.E.M. Later, heeft tegen deze beschikking beroep in cassatie ingesteld. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beschikking van de Rechtbank en verwijzing naar de Rechtbank voor verdere behandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank niet voldoende had gemotiveerd waarom verzoeker een gevaar voor zichzelf of anderen zou vormen. De geneeskundige verklaring die als basis diende voor de voorlopige machtiging, vermeldde dat het gevaar niet door de geneeskundige zelf was waargenomen, maar was doorgegeven door een collega. De behandelend psychiater had ook verklaard dat er in het huis van bewaring geen gevaar was, en dat het gevaar pas zou kunnen ontstaan wanneer verzoeker weer vrij zou komen. De Hoge Raad concludeerde dat de Rechtbank niet had mogen volstaan met een standaardmotivering en dat er onvoldoende redengeving was voor de beslissing om de voorlopige machtiging te verlenen.
Daarom vernietigde de Hoge Raad de beschikking van de Rechtbank te Almelo en verwees de zaak terug naar die Rechtbank voor verdere behandeling en beslissing. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij beslissingen die de vrijheid van een individu inperken, vooral in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen.