ECLI:NL:HR:2003:AH8802
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- P.J. van Amersfoort
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof inzake aanslag inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 14 maart 2002, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997. De belanghebbende, die bestuurslid was van twee stichtingen, had een aanslag opgelegd gekregen naar een belastbaar inkomen van ƒ 70.739. Na bezwaar werd deze aanslag door de Inspecteur gehandhaafd, maar het Hof verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond en verlaagde de aanslag naar ƒ 64.014. De Staatssecretaris ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de belanghebbende kosten had gemaakt voor zijn werkzaamheden voor de stichtingen, die hij had gedeclareerd. Het Hof had geoordeeld dat er verrekening had plaatsgevonden van de door belanghebbende gedeclareerde kosten met een door hem verschuldigde lijfrentetermijn. De Hoge Raad oordeelde dat deze verrekening niet als een gift kan worden aangemerkt, zoals het Hof had geoordeeld. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten, en verlaagde de aanslag tot een belastbaar inkomen van ƒ 65.427.
De Hoge Raad concludeerde dat de door belanghebbende gemaakte reiskosten voor de stichting B aftrekbaar zijn, en dat het belastbare inkomen van belanghebbende moet worden verhoogd met een bedrag van ƒ 1.413. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is uitgesproken op 27 juni 2003 door de vice-president en twee raadsheren, in het openbaar.