ECLI:NL:HR:2003:AH8732

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R01/130HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • H.A.M. Aaftink
  • O. de Savornin Lohman
  • P.C. Kop
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van buitenlandse echtscheidingen en alimentatieverplichtingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 juni 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door een vrouw, wonende in de Verenigde Staten, tegen een man, wonende op Aruba. De vrouw had eerder een verzoekschrift ingediend bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, waarin zij vroeg om erkenning van drie vonnissen van het Circuit Court in Florida, die betrekking hadden op voorlopige alimentatie, echtscheiding en de verdeling van huwelijksgoederen. Het Gerecht had de rechtsgeldigheid van deze vonnissen erkend en de man veroordeeld tot uitvoering van de daarin opgenomen verplichtingen. De man had hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, dat het vonnis van het Gerecht vernietigde en de vorderingen van de vrouw afwees. De vrouw heeft vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de man en de vrouw op 23 september 1976 te Aruba met elkaar gehuwd zijn en dat beide partijen de Nederlandse nationaliteit bezitten. De vrouw had op 9 november 1998 een echtscheidingsprocedure aanhangig gemaakt in Florida, waar de man zich had teruggetrokken na een exceptie van onbevoegdheid. De Hoge Raad oordeelde dat de vonnissen van het Circuit Court, die de basis vormden voor de verzoeken van de vrouw, rechtsgeldig waren en dat het Gemeenschappelijk Hof ten onrechte de vorderingen had afgewezen. De Hoge Raad vernietigde het vonnis van het Hof en verwees de zaak terug voor verdere behandeling.

De Hoge Raad compenseerde de proceskosten, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Dit arrest benadrukt de erkenning van buitenlandse echtscheidingen en alimentatieverplichtingen in het Nederlandse recht en de procedurele waarborgen die daarbij komen kijken.

Uitspraak

27 juni 2003
Eerste Kamer
Rek.nr. R01/130HR
AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[de vrouw], wonende in de Verenigde Staten van Amerika,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
[de man], wonende op Aruba,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: voorheen mr. B.J.M. van Zeeland, thans mr. M. Verwijs.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 9 augustus 1999 ter griffie van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hierna: het Gerecht, ingediend verzoekschrift, ingeschreven onder rekestnummer 369/1999, heeft verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de vrouw - zich gewend tot dat Gerecht en - na wijziging en vermeerdering van eis - verzocht de drie na te melden vonnissen van het "Circuit Court of the 11th Judicial Circuit in and for Miami-Dade County, Florida", hierna: het Circuit Court, te erkennen en de vrouw verlof te geven tot tenuitvoerlegging in Aruba van die vonnissen. Het betreft in casu het vonnis van 16 juni 1999 waarbij verweerder in cassatie - verder te noemen: de man - werd veroordeeld tot betaling van voorlopige alimentatie aan de vrouw, het vonnis van 5 augustus 1999, waarbij de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken, en het vonnis van 5 oktober 1999, waarbij het Circuit Court een beslissing heeft genomen over onder meer de scheiding en deling van de huwelijksgoederen, het gezag over en het onderhoud van de kinderen van partijen jonger dan 18 jaar, de alimentatie ten behoeve van de vrouw en de proceskosten.
De man heeft het verzoek bestreden.
Het Gerecht heeft bij tussenbeschikking van 27 januari 2000 de vrouw in de gelegenheid gesteld de stukken aan te vullen en bij beschikking van 2 maart 2000 de rechtsgeldigheid in Aruba van voornoemde rechterlijke beslissingen van het Circuit Court erkend en de vrouw in de gelegenheid gesteld om de vordering ten aanzien van de verzochte tenuitvoerlegging van de vonnissen in die zin wijzigen dat de man wordt veroordeeld tot datgene waartoe hij ook reeds bij de buitenlandse vonnissen was veroordeeld.
De vrouw heeft daarop bij akte haar vordering in de aangewezen zin gewijzigd. Na bij beschikking van 29 juni 2000 de zaak naar de rol te hebben verwezen voor uitlating door partijen heeft het Gerecht bij vonnis van 21 september 2000 de vonnissen van het Circuit Court uitvoerbaar verklaard in Aruba en de man veroordeeld tot al datgene waartoe hij in genoemde vonnissen is veroordeeld.
Tegen het vonnis van het Gerecht heeft de man bij een op 12 oktober 2000 ter griffie van het Gerecht ingediend appèlschrift hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, hierna: het Hof.
Bij vonnis van 18 september heeft het Hof het vonnis, waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen afgewezen.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van het Hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest (R01/130HR) is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis van het Gemeenschappelijk Hof en tot terugwijzing van de zaak naar dat Hof ter verdere behandeling en beslissing.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van de volgende feiten en omstandigheden.
(i) De man en de vrouw zijn op 23 september 1976 te Aruba met elkaar gehuwd. Beiden bezitten de Nederlandse nationaliteit.
(ii) Op 9 november 1998 heeft de vrouw in de Verenigde Staten van Amerika een vordering tot echtscheiding aanhangig gemaakt bij het in het vorenstaande onder 1 genoemde Circuit Court.
(iii) De man is in die procedure verschenen en heeft een exceptie van onbevoegdheid opgeworpen. Bij beslissing van 1 juni 1999 heeft het Circuit Court, dat vaststelde dat zowel de vrouw (sedert ten minste vier jaar) als de man moet worden aangemerkt als "resident" van de staat Florida, de exceptie verworpen en zich bevoegd verklaard. De man heeft zich daarop uit de procedure teruggetrokken.
(iv) Bij vonnis van 16 juni 1999 heeft het Circuit Court de man veroordeeld tot betaling van voorlopige alimentatie aan de vrouw.
(v) Bij vonnis van 5 augustus 1999 heeft het Circuit Court echtscheiding tussen partijen uitgesproken op de grond dat het huwelijk van partijen "irretrievably broken" is.
(vi) Bij vonnis van 5 oktober 1999 heeft het Circuit Court bij wege van "Final Judgment" een beslissing genomen over onder meer de scheiding en deling van de huwelijksgoederen, het gezag over en het onderhoud van de kinderen jonger dan 18 jaar, de alimentatie ten behoeve van de vrouw en de proceskosten.
3.2 De vrouw heeft zich met een verzoekschrift gewend tot het Gerecht en - na wijziging en vermeerdering van eis - verzocht de in 3.1 onder (iv) tot en met (vi) genoemde vonnissen van het Circuit Court te erkennen en de vrouw verlof te verlenen tot tenuitvoerlegging in Aruba van die vonnissen.
Het Gerecht heeft na een tussenbeschikking van 27 januari 2000 bij tussenbeschikking van 2 maart 2000 de rechtsgeldigheid in Aruba erkend van de drie in 3.1, onder (iv) tot en met (vi), vermelde, door het Circuit Court gewezen vonnissen en heeft de vrouw in de gelegenheid gesteld om ten aanzien van de verzochte tenuitvoerlegging haar vordering bij akte te wijzigen in die zin dat zij zal vorderen dat de man veroordeeld wordt tot datgene waartoe hij ook reeds bij de buitenlandse vonnissen was veroordeeld.
Nadat de vrouw van de haar door het Gerecht geboden gelegenheid gebruik had gemaakt en haar vordering in de aangewezen zin had aangepast, heeft het Gerecht bij vonnis van 21 september 2000 de vonnissen van the Circuit Court uitvoerbaar verklaard in Aruba en de man veroordeeld tot al datgene waartoe hij in genoemde vonnissen is veroordeeld.
Het Hof heeft het beroepen vonnis vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen afgewezen. Het hof bouwt in zijn vonnis voort op de overwegingen in zijn beschikking van dezelfde dag, te weten 18 september 2001.
3.3 Bij uitspraak van heden wordt de tussen partijen uitgesproken beschikking (registratienummer H.187/00) van het Hof van 18 september 2001 vernietigd. Daarmee ontvalt de grondslag aan het in zijn dragende overweging op deze beschikking voortbouwende vonnis. Onderdeel 5 van het middel slaagt derhalve en de overige onderdelen behoeven in dit arrest geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 18 september 2001 (registratienr. H.075/01);
verwijst het geding naar dat Hof ter verdere behandeling en beslissing.
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman, P.C. Kop en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 27 juni 2003.