ECLI:NL:HR:2003:AG3596
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- W.A.M. van Schendel
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen beschikking van de Rechtbank te Breda inzake verlof tot overdracht van gegevensdragers aan Britse autoriteiten
Op 16 september 2003 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak tegen een beschikking van de Rechtbank te Breda, gedateerd 3 februari 2003, met nummer RK 02/1196. De zaak betreft een verzoek van de Officier van Justitie om verlof voor de overdracht van gegevensdragers aan de politiële autoriteiten in Groot-Brittannië. De betrokkene, geboren in Turkije in 1956, was ten tijde van de beschikking gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Nieuw Vossenveld/Unit 1 EBI' te Vught. De advocaat van de betrokkene, mr. A.G. van der Plas, heeft middelen van cassatie ingediend, maar de Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de bestreden beschikking beoordeeld en vastgesteld dat de Rechtbank terecht verlof heeft verleend aan de Rechter-Commissaris om de gegevensdragers ter beschikking te stellen aan de Officier van Justitie. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van de betrokkene niet tot cassatie konden leiden. Het eerste middel werd verworpen zonder nadere motivering, omdat het geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelde. Het tweede middel, dat betrekking had op de behandeling met gesloten deuren, werd eveneens verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de aanwezige parketpolitie niet de zaal hoefde te verlaten en dat de voorzitter van de Raadkamer op juiste wijze zijn bevoegdheden had gebruikt.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, zonder dat er grond was voor vernietiging van de bestreden beschikking. Deze beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 september 2003, door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend-griffier.