ECLI:NL:HR:2003:AG3126
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- W.A.M. van Schendel
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen vrijspraak en veroordeling voor economische delicten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 september 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar was wel veroordeeld voor het meer subsidiair tenlastegelegde feit van het opzettelijk overtreden van een voorschrift gesteld bij artikel 4, eerste lid, van de Wet inzake de wisselkantoren. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. A.C.J. Lina. De Advocaat-Generaal Vellinga had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad uiteindelijk ook deed. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof zich bevoegd had geoordeeld tot kennisneming van het economische delict, ondanks de klachten van de verdachte over de bevoegdheid van het Hof. De Hoge Raad concludeerde dat het ontbreken van een regeling in de huidige Wet op de rechterlijke organisatie niet betekende dat het Hof niet bevoegd was. De Hoge Raad verwierp het beroep, wat betekent dat de veroordeling van de verdachte in stand bleef. Dit arrest bevestigt de bevoegdheid van het Hof in zaken die economische delicten betreffen, ook na de wijziging van de wetgeving.