ECLI:NL:HR:2003:AF9684
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over voorlopige aanslagen ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen
In deze zaak gaat het om de cassatieberoepen van twee belanghebbenden, X1 en X2, die tegen de uitspraken van het Gerechtshof te Leeuwarden in beroep zijn gekomen. De belanghebbenden, die met elkaar zijn gehuwd en samen een onderneming in de vorm van een maatschap drijven, hebben voor het jaar 1998 een voorlopige aanslag ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) opgelegd gekregen. Na bezwaar tegen deze aanslagen heeft de Inspecteur de aanslagen gehandhaafd, waarna de belanghebbenden in beroep zijn gegaan bij het Hof. Het Hof heeft de beroepen ongegrond verklaard, waarop de belanghebbenden cassatie hebben ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaken ter behandeling gevoegd en heeft de klachten van de belanghebbenden beoordeeld. De eerste klacht betreft discriminatie, waarbij de belanghebbenden aanvoeren dat zelfstandigen met een laag inkomen geen premie hoeven te betalen, terwijl een beperkte groep zelfstandigen met een hoger inkomen wel een aanzienlijke premie moet betalen. De Hoge Raad oordeelt dat de wetgever bij de tariefstelling van de WAZ andere overwegingen dan louter evenredigheid tussen premie en uitkeringsrecht kan verwerken, zoals inkomensbeleid en solidariteit.
De tweede klacht betreft een vermeende schending van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. De belanghebbenden betogen dat de premie niet als belasting kan worden beschouwd en dat er geen evenredigheid is tussen de premie en het uitkeringsrecht. De Hoge Raad wijst deze klacht af, omdat het recht van een Staat om heffingen op te leggen niet beperkt is tot bijdragen die strikt aan het equivalentiebeginsel voldoen.
De Hoge Raad heeft uiteindelijk de beroepen ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is uitgesproken op 6 juni 2003 door de raadsheer D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.