ECLI:NL:HR:2003:AF9463

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02249/02 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • W.J.M. Davids
  • G.J.M. Corstens
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het cassatieberoep tegen een wrakingsverzoek

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2003 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat was ingesteld door een klaagster tegen een beschikking van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De klaagster had eerder een wrakingsverzoek ingediend tegen de beslissing van de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam, die op 14 december 2001 haar verzoek had afgewezen. Het Gerechtshof verklaarde de klaagster niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen deze beschikking. De klaagster heeft vervolgens cassatieberoep ingesteld, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. W.H. van Zundert.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat ingevolge artikel 515, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, er geen rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing op een verzoek tot wraking. Dit betekent dat de Hoge Raad de klaagster niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar cassatieberoep. De Advocaat-Generaal Vellinga had eerder geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het beroep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De beschikking van de Hoge Raad is gegeven in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Deze uitspraak benadrukt de strikte regels omtrent de ontvankelijkheid van cassatieberoepen in het strafrecht, vooral in gevallen die verband houden met wrakingsverzoeken. De beslissing van de Hoge Raad is definitief en er zijn geen verdere rechtsmiddelen beschikbaar voor de klaagster.

Uitspraak

8 juli 2003
Strafkamer
nr. 02249/02 B
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 7 februari 2002, nummer 10/091107-01, op een wrakingsverzoek, op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[klaagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960, wonende te
[woonplaats].
1. De bestreden beschikking
Het Hof heeft de klaagster niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen de beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 14 december 2001.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft mr. W.H. van Zundert, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van het beroep.
2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Ingevolge art. 515, vijfde lid, Sv staat tegen een beslissing op een verzoek tot wraking geen rechtsmiddel open, zodat het cassatieberoep niet-ontvankelijk is.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de klaagster niet-ontvankelijk in het cassatieberoep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 juli 2003.