ECLI:NL:HR:2003:AF9460
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- J.P. Balkema
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen niet-ontvankelijk verklaring in hoger beroep wegens te late indiening
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was in eerste aanleg door de economische politierechter in Almelo veroordeeld tot een geldboete van ƒ 1.500,-- en een voorwaardelijke stillegging van de onderneming voor drie maanden. Het hoger beroep van de verdachte was gericht tegen de veroordeling, maar het Hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in haar hoger beroep. Dit gebeurde omdat de dagvaarding in eerste aanleg was betekend aan de bestuurder van de vennootschap die de verdachte vertegenwoordigde, en niet aan de verdachte zelf. De verdachte had niet binnen de wettelijke termijn van veertien dagen hoger beroep ingesteld, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had vastgesteld dat de dagvaarding als in persoon betekend kon worden beschouwd, en dat de bekendheid van de bestuurder met de dagvaarding ook gold voor de rechtspersoon. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat er geen gronden waren voor cassatie. De uitspraak van het Hof werd bevestigd, en de Hoge Raad oordeelde dat de beslissing van het Hof voldoende was gemotiveerd en niet in strijd was met de wet.