ECLI:NL:HR:2003:AF8670
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin de verdachte is veroordeeld voor medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte, geboren in Turkije in 1962, had op 15 januari 2001 beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad behandelt de zaak op 18 maart 2003, meer dan twee jaar na het instellen van het cassatieberoep, wat leidt tot de conclusie dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. De Hoge Raad oordeelt dat, hoewel de termijn is overschreden, het belang van de gemeenschap bij normhandhaving prevaleert boven het belang van de verdachte bij verval van het recht tot strafvervolging. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en vermindert deze van 24 maanden naar 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk.
De zaak betreft ook de vernietiging van inbeslaggenomen drugs en verpakkingen, wat door de verdediging als een schending van de procesorde werd aangevoerd. De Hoge Raad oordeelt dat er geen ernstige inbreuk is gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde, en dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk moet worden verklaard. De verdediging heeft niet aannemelijk gemaakt dat de vernietiging van de drugs en verpakkingen is geschied om de verdachte te schaden. De Hoge Raad concludeert dat de inbeslaggenomen drugs heroïne bevatten en dat de vernietiging van de drugs geen onregelmatig handelen van het Openbaar Ministerie oplevert, omdat er geen verdedigingsbelang is geschaad. De overige klachten van de verdediging leiden niet tot cassatie.