ECLI:NL:HR:2003:AF8577

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/093HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen vonnissen van de Rechtbank en het Gerechtshof inzake schadevergoeding door notaris

In deze zaak heeft eiser tot cassatie, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.L.J. Duijsens, de notaris, verweerder in cassatie, gedagvaard voor de Rechtbank te Rotterdam. Eiser vorderde een schadevergoeding van ƒ 31.000,-- en ƒ 9.297,27, vermeerderd met wettelijke rente, als gevolg van een veiling die op 19 juni 1995 geen doorgang vond. De Rechtbank heeft de vorderingen van eiser bij eindvonnis van 26 november 1998 ontzegd. Eiser heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 10 januari 2002 de bestreden vonnissen heeft bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

11 juli 2003
Eerste Kamer
Nr. C02/093HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
[Verweerder],
kantoorhoudende te [plaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. D.M. de Knijff,
thans mr E. van Staden ten Brink.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploit van 3 mei 1996 verweerder in cassatie - verder te noemen: de notaris - gedagvaard voor de Rechtbank te Rotterdam en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de notaris te veroordelen om aan [eiser] te voldoen:
- ƒ 31.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 19 juni 1995 tot aan de datum van voldoening;
- ƒ 9.297,27, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 december 1995 tot aan de datum van voldoening, en
- de verdere door hem geleden schade als gevolg van het feit dat de veiling bij wege van afslag op 19 juni 1995 geen doorgang heeft gevonden, welke schade is op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
De notaris heeft de vorderingen bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 30 januari 1997 de notaris tot bewijslevering toegelaten. Na enquête heeft de Rechtbank bij eindvonnis van 26 november 1998 aan [eiser] zijn vorderingen ontzegd.
Tegen beide vonnissen heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 10 januari 2002 heeft het Hof de bestreden vonnissen bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De notaris heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Groenveld begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman en A.M.J. van Buchem-Spapens, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 11 juli 2003.