ECLI:NL:HR:2003:AF8570
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen niet-ontvankelijkverklaring in hoger beroep wegens niet bekendmaken persoonsgegevens
In deze zaak gaat het om een arrest van de Hoge Raad der Nederlanden, gewezen op 24 juni 2003, waarin de Hoge Raad het beroep in cassatie van de verdachte tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch verwierp. De verdachte was aanvankelijk bekend onder de naam N.N. en had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch. Het Gerechtshof had de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep, omdat zij haar persoonsgegevens niet tijdig had bekendgemaakt, zoals vereist door de artikelen 449-452 van het Wetboek van Strafvordering.
De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof terecht had geoordeeld dat de verdachte geen rechtsmiddel kon aanwenden zonder bekendmaking van haar persoonsgegevens. De Hoge Raad bevestigde dat de wet voorschrijft hoe en binnen welke termijn een rechtsmiddel moet worden aangewend, en dat deze bepalingen van openbare orde zijn. De Hoge Raad stelde vast dat het hoger beroep weliswaar binnen de wettelijke termijn was ingesteld, maar dat dit was gedaan onder de naam N.N., wat niet voldeed aan de wettelijke vereisten.
De Hoge Raad concludeerde dat de omstandigheid dat de raadsman van de verdachte na het verstrijken van de termijn alsnog de personalia had opgegeven, niet betekende dat de verdachte alsnog ontvankelijk kon worden geacht in het hoger beroep. Het beroep werd verworpen, en de Hoge Raad oordeelde dat er geen grond was voor cassatie of ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak.