ECLI:NL:HR:2003:AF8362
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de nietigheid van de cassatiedagvaarding in faillissementszaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 mei 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij de eiser, in zijn hoedanigheid als directeur/aandeelhouder van de gefailleerde besloten vennootschap [A] B.V., beroep in cassatie heeft ingesteld tegen een vonnis van de Rechtbank te 's-Gravenhage. De eiser heeft verweersters in cassatie, G.M.L. Beheer B.V. en GlasMij B.V., gedagvaard, maar deze zijn niet verschenen. De zaak is aanhangig gemaakt na een exploot van 3 januari 2003, waarin de eiser de verweersters in cassatie heeft aangezegd dat hij beroep in cassatie instelt. De Hoge Raad heeft op 14 maart 2003 de zaak aangehouden voor uitlating van de eiser over de wijze van dagvaarding van de verweersters, conform artikel 50 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De advocaat van de eiser heeft op 25 maart 2003 een akte overgelegd, maar de Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd dat het gevraagde verstek zal worden geweigerd en dat de instantie geëindigd is. De Hoge Raad heeft vervolgens de eiser opgedragen de cassatiedagvaarding bij herstelexploot te betekenen aan de B.V.'s op de voorgeschreven wijze, met aanzegging van de rechtsdag. De kosten van deze betekening komen ten laste van de eiser. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de exploot van de cassatiedagvaarding niet op de juiste wijze is betekend, waardoor het nietig is. Echter, omdat het exploot aan de curator is betekend, is aannemelijk dat de B.V.'s het exploot hebben bereikt. De Hoge Raad heeft de eiser in de gelegenheid gesteld het gebrek te herstellen, conform artikel 121 lid 2 Rv.