ECLI:NL:HR:2003:AF8276

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R02/082HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlaging van uitkering tot levensonderhoud in cassatie

In deze zaak heeft de man, verzoeker tot cassatie, op 7 mei 2001 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te Amsterdam. Hij verzocht om de door hem aan de vrouw, verweerster in cassatie, te betalen uitkering tot haar levensonderhoud met ingang van 1 januari 2000 te verlagen tot nihil, of tot een bedrag dat de Rechtbank in goede justitie zou bepalen. De vrouw heeft dit verzoek gemotiveerd bestreden. De Rechtbank heeft op 23 januari 2002 het verzoek afgewezen. Hierop heeft de man hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 18 juli 2002 de beschikking van de Rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen deze beslissing heeft de man cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak op 11 juli 2003 behandeld. De advocaat-generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet tot cassatie konden leiden en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. De beschikking is gegeven door vice-president P. Neleman als voorzitter, samen met de raadsheren P.C. Kop en F.B. Bakels. De uitspraak is openbaar gedaan door raadsheer A. Hammerstein op dezelfde datum.

Uitspraak

11 juli 2003
Eerste Kamer
Rek.nr. R02/082HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.G. Ligthart.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 7 mei 2001 ter griffie van de Rechtbank te Amsterdam ingekomen verzoekschrift heeft verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man - zich gewend tot die Rechtbank en verzocht bij beschikking de door hem aan verweerster in cassatie - verder te noemen : de vrouw - te betalen uitkering tot haar levensonderhoud met ingang van 1 januari 2000 te verlagen tot nihil, althans tot een zodanig bedrag en met ingang van een zodanige datum als de Rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.
De vrouw heeft het verzoek gemotiveerd bestreden.
De Rechtbank heeft bij beschikking van 23 januari 2002 het verzoek afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.
Bij beschikking van 18 juli 2002 heeft het Hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigd.
De beschikking van het Hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het Hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren P.C. Kop en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 11 juli 2003.