ECLI:NL:HR:2003:AF8266
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- O. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Arrest van de Hoge Raad inzake cassatie tegen een arbitrale uitspraak
In deze zaak heeft eiser tot cassatie, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Groen, verweerder in cassatie gedagvaard voor de rechtbank te Groningen. Eiser vorderde de vernietiging van een arbitrale uitspraak van 13 februari 1998 en schorsing van de tenuitvoerlegging totdat er onherroepelijk over de vernietiging was beslist. Verweerder heeft de vordering bestreden en in reconventie primair en subsidiair een bedrag van ƒ 36.013,55 en ƒ 33.254,65 gevorderd, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De rechtbank heeft op 12 november 1999 de vordering van eiser afgewezen. Eiser heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden, dat op 21 november 2001 het vonnis heeft bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op nihil aan de zijde van verweerder. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelden.