3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Verweerder] c.s. zijn melkveehouders. De op hun bedrijven geproduceerde melk wordt door Campina, althans door de aan haar gelieerde ondernemingen, afgenomen tegen betaling van een vastgestelde prijs. [Verweerder] c.s. zijn lid van Campina.
(ii) Op 12 december 1997 is door de Nederlandse Zuivelorganisatie en de Land- en Tuinbouworganisatie Nederland opgericht de stichting Stichting Keten Kwaliteit Melk, hierna te noemen de stichting KKM. Blijkens haar statuten heeft de stichting KKM onder meer tot doel: "het bevorderen van preventieve kwaliteits- en imagozorg bij producenten van rauwe melk" en "het beheren en uitvoeren van een onafhankelijke erkenningsregeling die maatregelen ten behoeve van preventieve kwaliteits- en imagozorg bij producenten van rauwe melk aantoonbaar en zichtbaar maakt". De stichting KKM tracht dit doel onder andere te bereiken door: "het beoordelen wanneer wordt voldaan aan de vastgestelde beoordelingscriteria" en "de afgifte van erkenningen aan producenten van rauwe melk".
(iii) Elf melkverwerkende bedrijven in Nederland, waaronder Campina, zijn bij de stichting KKM aangesloten. Deze bedrijven hebben een gezamenlijk marktaandeel in Nederland van 98%.
(iv )De stichting KKM kent onder andere een Erkennings-reglement Veehouderijbedrijven, waarin zijn neergelegd de onderwerpen en beoordelingscriteria en overige voorwaarden voor de erkenning van veehouderijbedrijven, en een Reglement Aangeslotenen, waarin zijn geregeld de rechten, plichten en sancties voor de aangeslotenen met betrekking tot de uitvoering van de erkenningsregeling en de consequenties met betrekking tot melkverwerking.
(v) Het Erkenningsreglement Veehouderijbedrijven is op 1 januari 2000 in werking getreden. Art. 2 van dat reglement luidt: "De Stichting KKM verleent de mogelijkheid aan Veehouders die aan de gestelde voorwaarden van het KKM programma voldoen, een KKM erkenning te verkrijgen".
(vi) Het Reglement Aangeslotenen is eveneens op 1 januari 2000 in werking getreden, met uitzondering van de artikelen 9 tot en met 12 van dat reglement, die vanaf die datum tijdelijk zijn opgeschort. Artikel 9 bepaalt onder meer: "Indien een Aangeslotene bij de productie in Nederland van melk- en zuivelproducten bestemd voor humane consumptie Boerderijmelk aanwendt, zal deze melk uitsluitend direct of indirect afkomstig zijn van veehouderijbedrijven die door de Stichting KKM zijn erkend (...)".
(vii) Op 5 februari 1999 heeft de stichting KKM bij de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: d-g NMa) een verzoek ingediend tot het, op grond van artikel 17 van de Mededingingswet (hierna: Mw) verlenen van ontheffing van het verbod van art. 6 Mw voor een kwaliteitsborgingsysteem voor boerderijmelk (rauwe melk). In zijn besluit van 14 maart 2000 op dat verzoek heeft de d-g NMa met betrekking tot dat verzoek onder meer het volgende overwogen:
"(...)
4. KKM heeft ontheffing aangevraagd voor het Reglement Aangeslotenen en het Erkenningsreglement Veehouderijbedrijven, waarin het kwaliteitsborgingsysteem van KKM is vervat. Dit systeem komt er op neer dat KKM op verzoek van een melkveehouder aan deze een "certificaat van erkenning" verleent, indien deze melkveehouder voldoet aan de door KKM vastgestelde eisen. De eisen, zoals opgenomen in het Erkenningsreglement, hebben betrekking op de wijze van produceren (o.m. met betrekking tot het gebruik van diergeneesmiddelen, diergezondheid en welzijn, voer en water, melkwinning, - bewaring en -inrichting, reiniging en desinfectie, en milieu en afvalstoffen) en niet op de intrinsieke kwaliteit van de melk. De KKM-eisen gaan (voor een deel) verder dan de bestaande wettelijke eisen. De bij KKM aangesloten melkverwerkende bedrijven en KKM hebben het exclusieve gebruiksrecht op het KKM beeldmerk.(...)
12. Bij fax van 26 november 1999 heeft KKM de d-g NMa meegedeeld de artikelen 9 t/m 12 van het Reglement Aangeslotenen buiten toepassing te laten in afwachting van een nadere publiekrechtelijke regeling omtrent de productie van melk.
(...)
25. Hoewel de artikelen 9 t/m 12 geen deel meer uitmaken van het Reglement Aangeslotenen (randnummer 7) hecht de d-g NMa er aan in het onderhavige geval, uit oogpunt van duidelijkheid voor de betrokken partijen, een mededingingsrechtelijk oordeel te geven over de toepasselijkheid van artikel 6 Mw indien deze artikelen nog wel zouden gelden.
26. De artikelen 9 t/m 12 van het Reglement Aangeslotenen beperken de bij de KKM aangesloten melkverwerkende bedrijven in hun vrijheid om zelf te kiezen van welke melkveehouders zij hun melk afnemen. Daarnaast wordt het melkveehouders die aan alle wettelijke eisen voldoen, maar niet door KKM erkend zijn, de facto onmogelijk gemaakt om hun melk af te zetten. Het marktaandeel van de niet bij KKM aangesloten merkverwerkende bedrijven is te klein (minder dan 2%) om een reële afzetmogelijkheid te vormen. Er is derhalve sprake van een mededingingsbeperking.
27. De bovengenoemde artikelen hebben, indien zij nog van kracht zouden zijn, een merkbaar mededingingsbeperkend effect op de Nederlandse markt voor boerderijmelk. Het gezamenlijk marktaandeel van de aangesloten melkverwerkende bedrijven van meer dan 98% en het grote aantal deelnemende melkveehouders maakt de KKM-regeling immers nagenoeg marktdekkend. Dit betekent dat de mededingingsbeperking wordt getroffen door het verbod van artikel 6, lid 1, Mw.
28. De d-g NMa overweegt voorts dat het buiten toepassing laten van de artikelen 9 t/m 12 van het Reglement Aangeslotenen niet automatisch betekent dat de inbreuk op artikel 6 Mw ongedaan wordt gemaakt. Dit hangt samen met het marktgedrag van de aangesloten melkverwerkende bedrijven. Indien één of meerdere melkverwerkende bedrijven hun marktgedrag, dat aanvankelijk was gebaseerd op de mededingingsbeperkende artikelen 9 t/m 12 van het Reglement Aangeslotenen, na beëindiging daarvan zouden voortzetten, vormt dit een inbreuk op artikel 6, lid 1, Mw.
(...)
29. (...) moet worden geconcludeerd dat de aangemelde KKM-regelingen, waarvan de artikelen 9 t/m 12 van het Reglement aangeslotenen geen deel meer uitmaken, geen mededingingsbeperkingen bevatten in de zin van artikel 6, lid 1, Mw."