ECLI:NL:HR:2003:AF7923

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01872/02
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • W.J.M. Davids
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak van het Hof inzake oplichting en bijkomende straf van openbaarmaking

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juni 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder door het Hof veroordeeld voor oplichting, valsheid in geschrift, en verduistering, met een gevangenisstraf van achttien maanden en een bijkomende straf van openbaarmaking van de uitspraak. Het Hof had de openbaarmaking gelast op een door het Openbaar Ministerie te bepalen tijdstip in het Noordhollands Dagblad, met geschatte kosten van € 1350,--. Echter, het Hof verzuimde om een bevel tot vervangende hechtenis te geven en om artikel 24c van het Wetboek van Strafrecht te vermelden als wettelijk voorschrift voor de strafoplegging. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak voor zover het Hof deze verzuimen had begaan en beval dat bij gebreke van betaling van de kosten van openbaarmaking, vervangende hechtenis voor 27 dagen zou worden opgelegd. De Hoge Raad oordeelde dat de opgelegde straf mede gegrond was op artikel 24c Sr en verwierp het beroep voor het overige. De uitspraak benadrukt het belang van het correct toepassen van wettelijke voorschriften bij de oplegging van bijkomende straffen.

Uitspraak

17 juni 2003
Strafkamer
nr. 01872/02
EW/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 4 februari 2002, nummer 23/002659-01, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 31 juli 2001, voorzover aan 's Hofs oordeel onderworpen, - de verdachte ter zake van 1. "oplichting, meermalen gepleegd", 2. "medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd" en "in strijd met de waarheid een opgave doen of enig gegeven verzwijgen, met het oogmerk om aldus voor zichzelf bijstand te behouden, meermalen gepleegd" en 5. "verduistering" veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf met ten aanzien van feit 1 de bijkomende straf van openbaarmaking van de uitspraak. Voorts heeft het Hof de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen en aan de verdachte een betalingsverplichting opgelegd een en ander als in het arrest vermeld.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Wortelboer, advocaat te Alkmaar, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak doch uitsluitend voorzover het Hof heeft verzuimd art. 24c Sr aan te halen en toe te passen ten aanzien van de bijkomende straf van openbaarmaking van de uitspraak, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de door het Hof vastgestelde kosten van die openbaarmaking 54 dagen vervangende hechtenis ten uitvoer zullen kunnen worden gelegd, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof bij de oplegging van de bijkomende straf van openbaarmaking van de uitspraak heeft verzuimd de duur van de vervangende hechtenis te bepalen.
3.2. Het Hof heeft ten aanzien van de onder 1 bewezenverklaarde oplichting (meermalen gepleegd) de openbaarmaking van de uitspraak gelast op een door het Openbaar Ministerie te bepalen tijdstip in alle edities van het Noordhollands Dagblad en heeft de kosten van de openbaarmaking geschat op een bedrag van € 1350,-- (inclusief BTW). Het Hof heeft echter verzuimd overeenkomstig art. 36, derde lid, in verbinding met art. 24c Sr een bevel tot vervangende hechtenis te geven en art. 24c Sr te vermelden als wettelijk voorschrift waarop de strafoplegging mede is gegrond.
3.3. Het middel is dus terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak, doch uitsluitend voorzover het Hof bij de oplegging van de bijkomende straf van openbaarmaking van de uitspraak heeft verzuimd een bevel tot toepassing van vervangende hechtenis te geven en art. 24c Sr aan te halen;
Beveelt dat het door het Hof geschatte bedrag ter zake van de kosten van de openbaarmaking van de uitspraak bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen door hechtenis voor de tijd van 27 dagen;
Verstaat dat de opgelegde straf mede is gegrond op art. 24c Sr;
Verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 17 juni 2003.