ECLI:NL:HR:2003:AF7883

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/239HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
  • H.A.M. Aaftink
  • D.H. Beukenhorst
  • A. Hammerstein
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over kennisgevingstermijn bij non-conformiteit in koopovereenkomst

In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door eisers tot cassatie, [Eiser 1] en [Eiseres 2], tegen verweerders in cassatie, [Verweerder 1] en [Verweerster 2]. De zaak is ontstaan uit een geschil over een koopovereenkomst waarbij de eisers vorderingen hebben ingesteld tegen de verweerders. De verweerders hebben bij exploit van 30 maart 1999 eisers gedagvaard voor de Rechtbank te Breda, waarbij zij een bedrag van ƒ 157.000,-- vorderden, vermeerderd met bijkomende kosten en wettelijke rente. De Rechtbank heeft een deskundigenonderzoek gelast en verdere beslissingen aangehouden. Eisers hebben hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat de vordering van de verweerders heeft bekrachtigd in een eindarrest van 5 april 2001. Tegen deze arresten hebben eisers cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarbij verwezen naar artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit blijkt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De uitspraak is gedaan op 13 juni 2003 door de vice-president en de raadsheren van de Hoge Raad.

Uitspraak

13 juni 2003
Eerste Kamer
Nr. C01/239HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1], en
2. [Eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. L.A. van der Niet,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
e n
2. [Verweerster 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerders in cassatie - verder afzonderlijk te noemen: [verweerder 1] en [verweerster 2], dan wel gezamenlijk: [verweerder] c.s. - hebben bij exploit van 30 maart 1999 eisers tot cassatie - verder te noemen: [eiser] c.s. - gedagvaard voor de Rechtbank te Breda en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] c.s. te veroordelen om aan [verweerder] c.s. te betalen een bedrag van ƒ 157.000,-- althans een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met een bedrag aan bijkomende kosten, nader op te maken bij staat, alsmede een bedrag van ƒ 2.500,-- aan buitengerechtelijke incassokosten, alle bedragen vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 22 december 1998, subsidiair vanaf de dag der dagvaarding.
[Eiser] c.s. hebben de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 23 november 1999 een deskundigenonderzoek gelast, twee deskundigen benoemd, een aantal vragen geformuleerd, en iedere verdere beslissing aangehouden.
Tegen dit tussenvonnis hebben [eiser] c.s. hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij tussenarrest van 2 november 2000 heeft het Hof de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van [verweerder] c.s. Bij eindarrest van 5 april 2001 heeft het Hof voormeld vonnis van de Rechtbank te Breda bekrachtigd en de zaak naar die Rechtbank voor verdere behandeling verwezen.
Beide arresten van het Hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide arresten van het Hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder 1] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Tegen [verweerster 2] is verstek verleend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [verweerder 1] mede door mr. J.P. Heering, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 885,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris en aan de zijde van [verweerster 2] op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, A. Hammerstein en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 13 juni 2003.