ECLI:NL:HR:2003:AF7852

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/052HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de veroordeling tot betaling van het tekort in faillissementen en de waarde van conservatoire beslagen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 september 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarin [eiser] werd veroordeeld tot betaling van een tekort in de faillissementen van [verweerder 1] en [verweerder 2]. De curator, Mr. Patrick Jan Trijzelaar, had [eiser] gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage, waarbij hij vorderingen had ingesteld die uiteindelijk leidden tot een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis. Dit vonnis, dat op 2 september 1992 werd uitgesproken, veroordeelde [eiser] tot betaling van een bedrag dat overeenkwam met het tekort in de faillissementen, vermeerderd met wettelijke rente, en verklaarde de conservatoire beslagen van waarde. [Eiser] ging in hoger beroep bij het Gerechtshof, dat het vonnis bekrachtigde. Hierna stelde [eiser] cassatie in, waarbij de advocaat-generaal L. Timmerman adviseerde het beroep te verwerpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de cassatie niet konden leiden tot cassatie, omdat deze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling met zich meebrachten. De Hoge Raad verwierp het beroep en veroordeelde [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de curator op nihil werden begroot. Deze uitspraak bevestigt de eerdere beslissingen van de lagere rechters en onderstreept de verantwoordelijkheid van [eiser] voor het tekort in de faillissementen.

Uitspraak

5 september 2003
Eerste Kamer
Nr. C01/052HR
MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. T. van den Bout,
t e g e n
Mr. Patrick Jan TRIJZELAAR, in zijn hoedanigheid van curator in de faillissementen van [verweerder 1] en [verweerder 2], kantoorhoudende te Voorburg,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: de curator - heeft bij exploit van 2 maart 1990 (rolnr. 90/5678) eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage en - na wijziging en vermindering van eis - gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, primair [eiser] te veroordelen tot betaling van een door de Rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag, althans subsidiair een bedrag, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, overeenkomende met het tekort in de faillissementen van [verweerder 1] en [verweerder 2], een en ander vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de datum van dagvaarding, en het gelegde conservatoir beslag van waarde te verklaren, met veroordeling van [eiser] in de kosten van dit geding, de kosten van het beslag daaronder begrepen.
[Eiser] heeft de vorderingen bestreden.
Bij exploit van 17 oktober 1990 (rolnr. 90/7805) heeft de curator [eiser] gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd:
1. [eiser] te veroordelen tot betaling op grond van het bepaalde in de artikelen 2:248 lid 1 juncto 14 en 2:394 BW, aan de curator een bedrag ter grootte van het tekort in de faillissementen van voormelde vennootschappen, althans een door de Rechtbank in goede justitie te begroten bedrag, althans een bedrag, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, doch steeds overeenkomende met de in de dagvaarding vermelde tekorten in de faillissementen, vooralsnog begroot op een bedrag van ƒ 1.475.000,--, alles vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de datum der dagvaarding;
2. van waarde te verklaren de conservatoire beslagen, gelijk bij de te dezen betekende exploiten;
3. [eiser] te veroordelen in de kosten van dit geding, die van voormelde beslagen daaronder begrepen.
Ook deze vorderingen heeft [eiser] bestreden.
Bij conclusie van repliek heeft de curator zijn eis verminderd en gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, van waarde te verklaren de conservatoire beslagen, gelijk bij de inleidende dagvaarding betekende exploiten, totdat in rechte al dan niet in het hoogste ressort, [eiser] zal zijn veroordeeld tot betaling van het door de curator van [eiser] gevorderde te betalen bedrag in de procedure met rolnummer 90/5678, voor deze Rechtbank aanhangig, of partijen op andere wijze over de door [eiser] aan de curator verschuldigde bedragen overeenstemming hebben bereikt, met veroordeling van [eiser] in de kosten van dit geding, de kosten van voormelde beslagen daaronder begrepen.
De Rechtbank heeft beide zaken gevoegd behandeld.
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis van 2 september 1992 heeft de Rechtbank:
in de zaak met rolnummer 90/5678:
- [eiser] veroordeeld tot betaling aan de curator van het tekort in de faillissementen, nader op te maken - en voor zoveel nodig te matigen op de voet van art. 2:248 lid 4 - bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 2 maart 1990;
- het conservatoire beslag van waarde verklaard, en
- [eiser] veroordeeld in de kosten van dit geding, die van het beslag daaronder begrepen, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot zoals in het dictum van dit vonnis omschreven;
in de zaak met rolnummer 90/7805:
- de conservatoire beslagen van waarde verklaard, en
- [eiser] veroordeeld in de kosten van deze procedure, die van de beslagen daaronder begrepen, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot zoals in het dictum van dit vonnis omschreven.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 24 oktober 2000 heeft het Hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd en [eiser] in de kosten van de procedure in hoger beroep aan de zijde van de curator veroordeeld zoals in het dictum van het arrest is omschreven.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen curator is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 5 september 2003.